GEDRAGSREGELS
VOOR ALCOHOLRECLAME
Half november van het vorige jaar heb
ben de gezamenlijke Nederlandse brou
werijen, verenigd in het Centraal Brou
werij Kantoor, aangekondigd dat zij hun
reclame voor bier aan een aantal nauw
keurig omschreven gedragsregels zul
len gaan onderwerpen.
Uitgangspunt bij het opstellen van deze
regels, die nagenoeg gelijk zijn aan die
welke reeds in West-Duitsland en
Groot-Brittannië gelden, waren de na
volgende vier overwegingen:
1Matig gebruik van alcoholhoudende
dranken is sociaal aanvaardbaar en
aanvaard, is in het algemeen niet
schadelijk en behoort tot de dingen
die het leven kunnen veraangena
men.
2. Overmatig gebruik of misbruik van
alcoholhoudende dranken kan de
gezondheid echter schaden en is uit
sociaal oogpunt ongewenst.
3. Het gebruik van alcoholhoudende
dranken in situaties waarin de veilig
heid in het geding is, vereist méér dan
normale matiging.
4. Het gebruik van alcoholhoudende
dranken door kwetsbaren uit oog
punt van leeftijd of gezondheid kan
ongewenst zijn.
Bovenstaande overwegingen hebben
geleid tot de volgende gedragsregels
voor alcoholreclame, waaraan de bier
brouwers zich zullen houden:
1De reclame mag niet aansporen tot
overmatig gebruik of misbruik van
alcoholhoudende dranken, noch
mag een dergelijk gebruik tot voor
beeld gesteld of gebagatelliseerd
worden.
Met overmatig gebruik wordt hier
bedoeld het drinken van méér dan
een matige hoeveelheid door één
en dezelfde persoon.
2. Er mag op generlei wijze de spot
worden gedreven met algehele ont
houding of met matig alcoholge
bruik.
3. Door een verwijzing naar een laag
alcoholgehalte mag niet de indruk
worden gewekt, dat misbruik uitge
sloten is.
4. Bestuurders van voertuigen mogen
niet tot drinken worden gestimu
leerd noch mogen drinkende of tot
drinken stimulerende bestuurders
worden uitgebeeld. Evenmin mag
op een andere manier een verbin
ding worden gelegd tussen drinken
en wegverkeer.
5. Er mogen geen situaties worden af
gebeeld, die in strijd zijn met veilig
heidsvoorschriften.
6. Minderjarigen mogen niet expliciet
tot drinken worden uitgenodigd,
noch mogen drinkende minderjari
gen of tot drinken uitnodigende
minderjarigen worden afgebeeld.
7. Om uitdaging tot drinken te vermij
den, mag ook niet gesuggereerd
worden, dat minderjarigen te on
volwassen zijn voor alcoholhou
dende dranken. Uitgebeelde perso
nen mogen evenmin de suggestie
wekken, dat ze al jong alcoholhou
dende dranken gebruikten.
8. Er mogen geen drinkende of tot
drinken aanzettende sportidolen
worden uitgebeeld, die specifiek
minderjarigen aanspreken.
9. Er mag niet verwezen worden naar
aanbevelingen of goedkeuring van
een arts, noch mogen personen in
medische beroepen, in medische
bedrijven of in medische beroeps
kleding worden uitgebeeld.
10. Er mag niet gewezen worden op het
doen verdwijnen, verlichten of
voorkomen van ziekte, noch op
enigerlei andere genezende wer
king van alcoholhoudende dran
ken.
11Er mag niet gewezen worden op de
ontremmende werking van alcohol
houdende dranken, noch op het
verminderen of verdwijnen van
angstgevoelens of het opheffen of
overwinnen van psycho-sociale
conflicten.
Tot zover de uitgangspunten en de
daaruit voortvloeiende gedragsregels,
die wellicht een kleine toelichting be
hoeven.
Vooreerst moet gemeld worden dat de
brouwerijen de Codecommissie (voor
gedrukte reclame) en de Reclameraad
(voor radio en televisie) gevraagd heb
ben de controle op de naleving van deze
regels op zich te nemen. Hoewel de re
gels zijn opgesteld door de producenten
van bier, acht Heineken ze ook van toe
passing op de overige door het concern
gevoerde alcoholhoudende dranken. Dit
ondanks het feit dat de overkoepelende
organisatie van distillateurs zich voor
alsnog niet achter deze regels heeft
geschaard.
Het Heineken concern was, als fabrikant
van alcoholhoudende dranken, reeds
geruime tijd doende de reclame voor
haar produkten kritisch te bezien, vooral
ook omdat er uit de maatschappij nogal
wat signalen waren opgevangen die een
verzet tegen voornamelijk overmatig ge
bruik van alcoholica inhielden. Exces
sen in het drankgebruik zijn nu eenmaal
niet in het belang van het individu, de
maatschappij en zeker ook niet van het
bedrijfsleven, ook al behoren tot deze
laatste groep de fabrikanten van alco
holhoudende produkten.
In de door het CBK gepubliceerde stuk
wordt daarover nog gezegd, dat „een
direct op de consument gerichte recla
me onverbrekelijk verbonden is aan het
systeem van vrije ondernemingsgewijze
produktie en open concurrentie, doch
dat daarbij voor alcoholhoudende dran
ken beperkingen in acht genomen die
nen te worden".
Uit tal van publikaties die er de laatste
tijd over het gebruik van alcoholhou
dende dranken zijn verschenen, zou
men kunnen afleiden dat er in Nederland
een excessieve groei zou zijn in het
consumptiepatroon van alcoholhouden
de dranken. Uit een onderzoek van het
Produktschap voor Gedistilleerde Dran
ken blijkt evenwel dat Nederland „een
matig land is". In de rij van ruim 40 lan
den staat Nederland met een hoofdelijke
consumptie van alcoholica, overeenko
mende met 8,8 liter van 100%, op de 17e
plaats. Voor dit onderzoek werd de con
sumptie van bier, wijn en gedistilleerd
herleid tot 100% en vervolgens samen
geteld. Daar het hier gaat om de con-
sumptiecijfers van 1975 dient men te
bedenken dat de 8,8 liter geflatteerd is
omdat hierin ook de enorme hamster
aankopen van gedistilleerd in de laatste
maanden van dat jaar verwerkt zijn.
Met het opstellen van de gedragsregels
willen de brouwerijen (en in geval van
Heineken ook de gedistilleerd- en wijn
sector) een bijdrage leveren in de be
strijding van het drankmisbruik, zonder
het normale verbruik uit te bannen. In
het onlangs verschenen jaarverslag van
Heineken N V. zegt de raad van bestuur
hierover: „Bij de pogingen om overmatig
gebruik tegen te gaan worden ten on
rechte misbruik en gebruik steeds vaker
aan elkaar gelijk gesteld. Naar ons oor
deel is een dergelijke bestrijdingswijze
onjuist en kan daarin aantasting van de
persoonlijke verantwoordelijkheid en
vrijheid worden gezien. Ook wij achten
misbruik in hoge mate onwenselijk en wij
houden hiermee bij de wijze van aanbie
ding van onze alcoholhoudende dran
ken rekening".
Nu men zich van velerlei kanten zorgen
maakt over het stijgend alcoholgebruik,
minister Vorrink de Centrale Raad voor
de Volksgezondheid om advies heeft
gevraagd omtrent het alcoholprobleem,
er binnenskamers op het ministerie al
wordt gesproken over een zogeheten
„ontmoedigingsbeleid", zou men ge
makkelijk geneigd zijn twijfels te hebben
als het erom gaat of het nog wel verant
woord is om bier en andere alcoholhou
dende dranken te produceren en/of te
verkopen.
Het is aan eenieder daarover zelf te oor
delen. In zijn jaarverslag zegt de raad
van bestuur van Heineken N.V. „zijn
verantwoordelijkheid te dezer zake ten
zeerste bewust te zijn".
En onzes inziens doet nog steeds opgeld
de slogan: „Een matig mens is zijn vrij
heid waard".
9