Rotterdamse klaverjaszege Figuurlijk gesproken lagen bij het klaverjassen de kaarten tot de laatste ron de open. Na de eerste ronde leek Roterdam alle troeven reeds in handen te hebben, maar Den Bosch bleef de Maasstad dicht op de hielen zitten. Uiteindelijk heeft Rotter dam het toch gehaald, maar hierbij moet worden aangetekend dat er vol gens het Rotterdamse systeem geklaverjast werd. Individueel was de hoog ste eer ook voor Rotter dam weggelegd en wel voor het koppel Pluim/ Bremer die prima op elkaar ingespeeld bleken. Het duo Van de Kallen/Dupuis uit Den Bosch kon hen niet bedreigen ondanks het (lichte) voordeel van de thuiswedstrijd. De klaverjaswedstrijden speelden zich af onder de deskundige leiding van de heer Doomernik, op de zevende verdieping van het dienstgebouw, waar de misschien iets te kleine ruimte toch borg stond voor een gezellige kaart- sfeer. V J jriigjlgte. |gj Met z'n allen langs de waterkant. Op de foto's ziet u het grootste deel van de klaverjassers bijeen. werd het Brouwerspaard bij de vroegere chef d'equipe, de heer Sikking (links), gebracht. In het midden chef d'equipe Sieliakis. In de Brabanthallen, waar 's morgens tijdens de ont vangst de dag met koffie en koek begonnen was, vond 's avonds om zeven uur de prijsuitreiking plaats. Aan elk van de vijf teamleiders overhandigde de heer H. P. Meppelink, directeur Personeelzaken, een Zoete lieve Gerritje. De heer A. K. E. ten Bruggen Cate ont ving, als bedrijfsleider van de winnende vestiging, een klein Brouwerspaard. De trofee zelf werd, onder da verend gejuich, overhan digd aan de chef d'equipe van Den Bosch, de heer J. P. H. M. Sieliakis. In triomf werd het Brouwers paard vervolgens door de zaal gevoerd en bij de vroegere chef d'equipe, de heer H. M. Sikking, ge bracht. Om half negen klokje rond, kwam het einde van deze geslaagde sportdag. De punten voor het Brouwerspaard: Den Bosch 60 Amsterdam 49 Rotterdam 42 Zoeterwoude 34* Gedistilleerd 34 Vrumona 33 één eerste plaats lieuw i vindjacks.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1975 | | pagina 13