HOLLAND
Medemblik
larkenj
luiden
Vreeland
'Alphen
Utrecht
Den Haag
Arnhem
Rotterdam
Nijmegen
Maas
Al werd je dan van het drinken ervan niet
ziek, populair zal het niet geweest zijn.
Eens donderde een boeteprediker van de
kansel het volgende zekere brouwers toe
over hun produkt: 'Het regenwater dat van
bemoste daken stroomt is er nog krachtig
bij', en dat zou best een kenschetsing ge
weest kunnen zijn van het armenbier. Bij
Shakespeare belooft een bendeleider aan
zijn volgelingen om, als hun opstand lukt,
de volgende hervorming in te voeren: 'Ik
zal het een halsmisdrijf verklaren dun bier
(small beer) te drinken.' Je kunt het vinden
in een of ander koningsdrama.'
'All right, Shakespeare doet bij mij de deur
dicht. Het belang van bier als eerste le
vensbehoefte heb je aangetoond, maar nu
de bereiding.'
'Tja, de bereiding was in onze ogen natuur
lijk primitief. Uitsluitend bovengistend en
slecht houdbaar. In de diepste Middel
eeuwen was het vrijwel uitsluitend huis-
brouw. ledereen bakte zijn eigen brood en
brouwde zijn eigen bier, waarmee hij veilig
zijn dorst kon lessen en dat hij bovendien
nog wel lekker zal hebben gevonden ook.'
'Zouden wij dat nu nog vinden?'
'Dat betwijfel ik ten zeerste. Als je nu bier,
resultaat van de huisvlijt van boer Meeu-
wisz, van abt Hugo van St. Rochus of van
ridder Theobald van Hardstein aan onze
officiële bierproevers voor zou zetten, dan
zouden ze ongetwijfeld een slechte dag
hebben.'
'Huisbrouw betekent dat ieder dat maakte
wat hijzelf nodig had. Handel in bier kon
zo niet ontstaan.'
'Daar wou ik net over beginnen. De maat
schappij ontwikkelt zich, steden komen op.
En in die steden ontstaat brouwindustrie,
al bleef daarnaast op het platteland huis-
brouw bestaan.'
'Was dat 'steedse' bier overal van dezelfde
kwaliteit en smaak?'
'Oh nee. Al bleef het brouwen van bier
volgens de overgeleverde tradities gebeu
ren, het verschilde toch van stad tot stad.
Dat kwam vooral door de gruit, waarmee
het gekookt werd.'
'Net wat ik dacht', zei de burgemeester
ironisch, 'de gruit. Zeker een langzaam
werkend gif.'
'Hè hè, overdrijf niet zo. De gruit was een
mengsel van smaakgevende en al dan niet
conserverende plantendelen.
Iedere stad had zo zijn eigen, zoveel mo
gelijk geheim gehouden recept. Over die
gruit zullen we het verder maar niet heb
ben, het is een onderwerp apart. Alleen
nog even dit: voor de landsheer was het
FRIESLAND
vaak een middel om belasting, het gruit-
geld, te heffen, door bijvoorbeeld de brou
wers te verplichten de benodigde gruit uit
sluitend te kopen bij de 'gruitmolen'.'
'Mooi', riep de burgervader, 'het heffen van
belastingen wijst op geordende toestanden.
Nu begin ik vaste grond onder de voeten te
krijgen. Ga verder over de brouwindustrie
in de steden.'
'Tot Uw orders. Brouwindustrie was in elke
stad te vinden, maar er waren steden, die
om hun bier beroemd waren. In onze stre
ken waren dat Delft, Haarlem, Gouda en
Amersfoort. In Delft waren er op een ge
geven ogenblik 200 brouwerijen, in Haar
lem in 1494 ongeveer 120 bezig de kelen
der poorters schoon te spoelen.'
'Bewaar me', zei de magistraat, 'wat een
markt en wat een concurrentie. Tweehon
derd brouwerijen in één stadje.' Hij rilde
bij de gedachte.
'Nou ja, 't waren maar brouwerijtjes, klei
ne ondernemingen die hooguit met vier of
vijf knechts werkten, en die voorts verenigd
waren in een gilde om elkaar het leven
niet helemaal te verzuren. Maar veel
kleintjes maken een grote, en in die steden
werd meer bier gebrouwen dan de eigen
burgers, ondanks hun indrukwekkende ca
paciteiten op dat gebied, konden opdrin
ken. Gevolg: er was bier voorhanden om
buiten de stadsmuren te worden verkocht,
te worden 'uitgevoerd' naar andere steden.'
'Maar die hadden ook een brouwindustrie?
Lieten die import toe?'
'Niet in elke stad werd genoeg gebrouwen
voor de eigen burgerij en bovendien, die
bieren uit Gouda en Haarlem hadden nu
eenmaal een bepaalde renommé en dron
gen door op de markt. Het Gouds 'coyt'
was zeer in trek, het Haarlemse 'kuit' niet
minder. Misschien lag dat aan het brouw-
water, misschien aan het gruit-recept. Feit
is, dat die bieren ver buiten de stadsmuren
verkocht werden, Haarlems kuit zelfs tot in
Leeuwarden toe. En dat stuitte inderdaad
wel eens op verzet van het plaatselijke
brouwersgilde, dat die import niet gedoog
de. En dan ging het soms hardhandig toe,
zoals in 1487 in Leeuwarden, waar zelfs
doden bij gevallen zijn.'
'Maak het een beetje.'
'Wat ik ook maak, ik maak je niets wijs. Het
'vrijhandelsgezinde' Sneek trok in dat jaar
het 'protectionistische' Leeuwarden bin
nen. Dat bier-oproer is in de vorige eeuw
nog in rijm herdacht, waarvan hier een paar
van de fraaiste verzen:
'Wat noopt het Hoofd der Steden
'Den nijvren handelaar te dwingen
tegen dank
'Dat hij de gorgel laaf' met uwen
gerstendrank
'En niet met Haarlems Kuit de bange
dorst verzadig?'
In normale taal: 'hoe durfden de brouwers
in Leeuwarden hun minderwaardig spul aan
de mensen op te dringen en Haarlems Kuit
buiten de poort te houden?'
'Een mooi verhaal. Waren er nog meer van
zulke beroemde bieren?'
'Zeker Oosters bier.'
Bedoeld is Leeuwarden.