KASTEEL
TE ZWIETEN
Lang voordat op het toekomstig
brouwerijterrein in Zoeterwoude graaf
machines en bulldozers aan het werk
gingen om het uitgestrekte gebied
bouwrijp te maken, werden reeds op
zeer bescheiden schaal graafwerk
zaamheden verricht. De activiteiten
gingen uit van de Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek, on
der wetenschappelijke leiding van
drs. H. Sarfatij. Dat men juist op ons
terrein aan het graven ging, was niet
zo maar toevallig, maar hield direct
verband met het voor de historie toch
vrij belangrijke verleden van dit grond
gebied.
Van april tot en met juni 1970 en in
juli en augustus 1971 stelde deze
dienst, kortweg de R.O.B. genoemd,
een proefonderzoek in op een stuk
grond aan weerszijden van de Wei-
poortsevliet. De onderzoekingen op dit
zeer uitgestrekte terrein bepaalden
zich in hoofdzaak tot vier objecten,
die U aan de hand van cijfers op de
hierbij afgedrukte kaart kunt terug
vinden. Het waren: 1. Romeinse en
Karolingische sporen ten westen van
de Weipoortsevliet, 2. een hoog ter
rein even ten westen daarvan, 3. de
oever van een inmiddels droogge-
komen Rijnbedding aan de noordzijde
van het terrein, en 4. een van lucht
foto's bekende ringwal ten oosten van
de Weipoortsevliet.
Behalve deze, in oudheidkundig op
zicht, interessante stukken grond,
gaat de belangstelling ook uit naar de
plaats, waar lang geleden het kasteel
'Huis te Zwieten' heeft gestaan. Op
de maquettefoto's, die wij in een
vroegere uitgave van Vers van 't Vat
publiceerden, kon men mogelijke over
blijfselen daarvan in de vorm van een
vijver met daarin een eilandje zien.
Vanzelfsprekend is ook dit een interes
sant werkterrein voor de R.O.B., maar
aangezien dit stuk niet bebouwd zal
worden, heeft men hiermee niet zo'n
haast. Op de historie van het kasteel
komen we verderop in dit artikel nog
terug.
Over de resultaten van de eerste
onderzoekingen is de heer Sarfatij
toch wat teleurgesteld. Weliswaar
werden enige resten aangetroffen, die
zeker van oudheidkundige waarde zijn,
maar hetgeen men hoopte te vinden,
bleek niet meer aanwezig. In het ge
bied, dat wij als nummer 1 markeer
den, trof men een vroegere kreek aan,
die in het begin van onze jaartelling
nog werd gebruikt. Dit maakt men op
uit het feit, dat de bedding van deze
kreek Romeinse bewoningsresten be
vatte. Men vond hier onder meer een
rij palen, die hier mogelijk gestaan
heeft om instorting van de oevers van
de kreek tegen te gaan. Tot de resten
behoorde ook een waardevolle Ro
meinse kom van z.g. terra-sigillata-
aardewerk, die men goeddeels weer
heeft kunnen reconstrueren. Toch is
het niet komen vast te staan of de
teruggevonden scherven dateren uit de
tijd van de Romeinse civiele bewoning
dan wel afkomstig zijn van militair
gebruik.
Een tweede gebied, dat de aandacht
van de R.O.B. had, was een uitzonder
lijk hoog terrein ten zuiden van het
vroegere kasteel. De hoogte hier bleek
veroorzaakt te zijn door zware op
hogingen, die men in de 18de eeuw
heeft aangebracht. Deze hebben
waarschijnlijk in verband gestaan met
4