Dijk de route op zijn duim. Op 27 kilo meter vóór Reims, bij Relais St. Marie, schuift hij de kolos tussen de struiken. Net ver genoeg van de grote weg om 's morgens vroeg niet trillend in je bed te liggen. Als de gordijntjes dicht zijn, staan we wat onhandig, spartelend aan broek en hemd te sjorren. Maar eenmaal met de slaapzak in de krib voelen we ons als in een hemelbed. En zodra we de sigaret gedoofd hebben, heeft de slaap ons al te pakken. De volgende morgen worden we tóch van motorgeronk wakker, maar wél van de eigen wagen. Van Dijk brengt de cabine op temperatuur door de motor stationnair te laten draaien. Onze kleren voelen klam om het lichaam en bibberend staan we wat waterdruppels op te vangen uit de jerrycan onder de aanhanger. Water, zó tegen het vriespunt, want alles om ons heen is wit van de rijp. We doen een kattewasje, maar denken toch een jongen van stavast te zijn. Terug in de cabine zit Van Dijk op onze bijrijdersplaats en dekt met een groot stuk karton en twee thee doeken de tafel. Op een butagastoestel brengt hij water aan de kook voor echte filterkoffie. Borden, kopjes, vorken en messen worden op het dashbord uitge stald. Voor een gebakken eitje vinden we het nog te vroeg. De afwas doen we even later hangend uit het raam. Als de zon half door wil breken trekken we de AN 25-43 op de weg. Een sluier van mist houdt de wijnbergen voorlopig voor ons verborgen. In de eerste straten van Reims willen we linksaf, op de gok op Bethény aan. Een gendarme stuurt ons resoluut naar rechts, met een grote bocht om de stad heen, want het centrum wordt angstvallig voor de reuzen op de weg gesloten. Als we de cirkel praktisch rond gereden zijn, ziet Van Dijk een aan knopingspunt. Hij is toch al eens eerder in Bethény geweest, een dikke twee jaar geleden. Zonder aarzelen kiest hij zijn route: eerste weg links, tweede stoplicht rechts. Dan is er een wegomlegging en moet er een agent aan te pas komen. Van Dijk herhaalt: après la feu rouge a gauche, et alors tout droit steeds maar rechtdoor. Het pakhuis van de sub agent in Bethény is nog gesloten. Bonzen op de deur en kreten als 'hallo, hallo' helpen niet. Om de hoek is een kantoor tje. Met zes man duwen we daarna een heftruck aan. Door de kou weigerde het ding eerst elke dienst. Vijf pallets bier staan in een mum van tijd naast de wagen. Een kwart van de lading is gelost. Nog even een krabbel op de bon, wat handen schudden en 'bonjour, bonjour' en hup gaat het richting Epernay. Bij Moét Chandon, onze hoofdagent in Frankrijk, steken we de combinatie feil loos achteruit een binnenplaats op. Het iossen van vier pallets is slechts een for maliteit. Om half elf rijden we de poort weer uit. We zitten prachtig in het sche ma. Bij de spoorwegloods van een expe diteur stallen we voor een paar uur de aanhanger, die praktisch leeg is. Met alléén de motorwagen gaan we naar Chalons-sur-Marne, een kleine 30 kilo meter oostelijk van Epernay. Midden in het centrum is een grote groentezaak, goed voor drie pallets Hei- neken bier. Maar hier in een heel nauw straatje is een extra moeilijkheidsfactor ingebouwd: alles moet met de hand ge lost worden. Doos na doos glijdt door het raam naar binnen. Als het karwei ge klaard is, duiken we met de patron een bistro in. Hij laat een fles champagne knallen en we toasten amicaal met volle glazen van dit tintelend nat. Onderweg

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1971 | | pagina 16