oude leden en hun gezinnen hulp te verschaffen. In hoe
verre men dit doel bereikt heeft weten we niet. Een feit
is echter, dat reeds na korte tijd baatzucht, bekrompenheid
en vooroordelen, naast allerlei misbruiken die het gilde-
wezen binnenslopen, het aanzien van de gilden deden
dalen. Bovendien werden de nadelen, die aan deze instelling
kleefden, in de loop der eeuwen steeds duidelijker zicht
baar. Het ergste verval van de gilden dagtekent van de tijd
van de Hervorming, toen tweedracht hun gelederen ver
zwakte. Het grootste nadeel van de gilden was dat zij de
vrije ontwikkeling van de ambachten tegenhielden. Ze
doodden op den duur de ondernemingszin en droegen bij
tot het ontstaan van werkeloosheid, waardoor tevens de
toeneming der stedelijke bevolking werd geremd. De
goederen werden door de gilden dikwijls onnodig duurder
gemaakt en zelfs werd door hun optreden soms de openbare
rust verstoord. Ze streefden te veel naar een monopolie
positie met als gevolg van dit alles dat op den duur de
Landsoverheden tegen de gilden begonnen op te treden.
De hiervoor geschetste ontwikkeling is ook van toepassing
op de situatie in Nederland, met dien verstande dat onze
stedelijke en provinciale overheden al vrij vroeg tegen de
houding der gilden optraden en hun macht door allerlei
keuren aan banden trachtten te leggen. Pas de Franse
Revolutie deed de gilden in de meeste landen in hun oude
vorm verdwijnen. Reeds in 1774 mocht in Frankrijk
op grond van een edict van de koning, op voorstel van
Turgot, iedereen het ambacht of de nering van zijn keuze
gaan uitoefenen. Het was echter van korte duur want
toen Turgot in ongenade viel werd het besluit weer in
getrokken In 1791 werden daar de gilden voorgoed
afgeschaft. In ons land gebeurde dat bij publikatie van
5 oktober 1798, maar in Duitsland werden zij feitelijk pas
in 1868, dus nauwelijks honderd jaar geleden, ontbonden
of van hun macht beroofd.
Dat allen, die met het brouwen van bier te maken hadden,
in een of meer gilden werden ondergebracht was gezien
het enorme biergebruik in de Middeleeuwen niet zo
vreemd. Het bier was hier al vanouds een volksdrank,
zelfs al vóór de Middeleeuwen. Verschillende steden waren
bekend om hun vele brouwerijen: Groningen, Zwolle,
Deventer, Kampen, Amersfoort, Amsterdam, Gouda en
andere. Destijds brouwde men in Dordrecht het „Sleutel
bier" genoemd naar de gelijknamige brouwerij uit de
15e eeuw, het oudste geregistreerde bedrijf in Europa.
We hebben eens gespeurd naar herinneringen aan die oude
gilden voor zover het de biernering aangaat.
In het Koninklijk Penningkabinet in Den Haag liet men
ons menige fraaie gildepenning zien. Gildepenningen
dienden de leden van een gilde als legitimatiebewijs of als
presentiepenning bij vergaderingen, waarbij boete stond op
afwezigheid of op verlies van de penning. Ook werden ze
wel gebruikt als oproeppenning voor lijkbezorging van
een medebroeder.
Men treft in de noordelijke Nederlanden deze penningen
aan sinds het einde van de 16e eeuw toen de gilden groter
en rijker begonnen te worden, zodat men behoefte begon
te gevoelen aan een herkenningsteken. Aanvankelijk was
dat bijna alleen te Middelburg het geval, maar al spoedig
ook in andere steden, zodat de penningen in de 17e eeuw,
behalve in verschillende Zeeuwse steden, ook voorkwamen
in Hollandse steden, in Utrecht en zij het in gering
aantal in Friese steden en in de stad Groningen.
In de tweede helft van de 17e eeuw werd het gebruik
algemener en breidde zich uit tot Den Bosch, Maastricht
en enkele Gelderse steden en in mindere mate tot de
IJsselsteden. Toch vond het gebruik niet overal ingang. Zo
heeft men weinig of geen penningen gevonden in steden
als Rotterdam, Gouda, Dordrecht, Leiden en Nijmegen,
die overigens toch een bloeiend gildewezen kenden.
Amsterdam. Een afbeelding van een prachtige, zilveren
penning van de brouwersnering, anno 1684. De voorzijde
(rechts) toont een wapenschild, doorsneden door een balk
of omgekeerde spoelingbak, daarboven twee gekruiste
gaffelvorken en eronder een bierkuip. Bovenin een open
helm. Uit de helmdeken steekt een gaffelvork. Op de keer
zijde ziet men, zowel onder een gekroond, op lauwertak
ken rustend biervat als in het onderschrift, de tekst.
dere St. Arnoldus de schutspatroon van het brouwers
ambacht.
Amsterdam, een penning van het kuipersgilde. Het origi
neel, een prachtig, zilveren exemplaar, werd destijds door
de heer G. A. Heineken op een historische tentoonstelling
te Amsterdam geëxposeerd.
Middelburg. Op de voorzijde (I.) een gekroond kuipers
aambeeld, links daarvan drie keilen of aandrijvers en
rechts een boor. Het omschrift luidt: BERNAERT SE-
BRECHS: DEK(EN) V. CVIPERS GIL. 1640. Op de keerzijde
een rechte bijl en een kuiperspasser met bovenin een
kromme bijl.