ONZE KINDERTON met die grote kerstboom doen? Weg geven natuurlijk, maar iedereen in de stad heeft al een boom." Even later kwam hij langs de dieren tuin. „Wacht, dat is een idee!" riep hij blij. „Waarom zouden de dieren ook niet eens feest mogen vieren? Ik zet die kerstboom in de dierentuin." Het hek was gesloten, maar daar wist het kerstmannetje wel raad op. Hij tikte even met zijn gouden zweep tegen het slot. Klik zei dat en open was het hek. Hij reed met de slee naar binnen. Op een pleintje midden in de dierentuin werd de boom netjes neergezet. Het kerst mannetje versierde hem met mooie zilveren slingers, echt feeënhaar, ge kleurde glinsterende ballen en met kaarsjes die nooit opraken, hoe lang ze ook branden. „Zo, nu nog cadeautjes", zei hij tevreden. „Laat eens kijken, wat kan ik de dieren geven? Bananen voor de apen, stukken vlees voor de leeuwen en de tijgers, pinda's voor de olifant en de papegaaientjonge, tjonge, dat wordt een heel lijstje." Hij reed snel weg om nog wat te halen. Een half uurtje later kwam het kerstmannetje terug. De slee lag vol met grote en kleine pakjes, die hij allemaal onder de kerstboom legde. „Zo, dat is dat", sprak het kerst mannetje tevreden. „Nu gauw weer weg, want ik heb nog veel te doen." Hij stapte in de slee en klapte met de zweep. De rendieren snelden weg. Nog even klonk het gerinkel van de belletjes en toen was het kerst mannetje verdwenen. En de dieren? Vanuit hun hokken hadden ze alles gezien. Dat was nog eens heerlijk! Een echte kerstboom met cadeautjes eronder! Maare aan één ding had het kerstmannetje Het was de avond vóór Kerstmis. In de straten van de stad lag een dikke laag sneeuw. Er was buiten niemand te zien. Alle mensen zaten fijn binnen, waar het heerlijk warm was en de kerstboom mooi stond te pronken. Alle mensen? Nee, toch niet. Wie zat daar midden op een groot plein te rillen van de kou? Het was Jasper Jasperse, de kerstboomkoopman. Hij wilde nog niet naar huis, want hij had nog één grote kerstboom te koop. Maar ach, het was al zo laat en zo koud, dat er niemand meer op straat liep. Hoor, wat was dat voor gerinkel? Jasper sprong overeind van ver bazing. Daar kwam in de verte een grote slee met rendieren er voor. En in die slee zat, nee maar, het was haast niet te geloven het kerst mannetje! De slee hield vlak voor Jasper Jas perse stil. „Zo brave man", sprak het kerstmannetje, „moet jij nog niet naar huis naar de warme kachel? Hier op dit plein vat je kou." „Ja ziet u, sinterklaas eh kerst mannetje bedoel ik", stamelde Jasper, „ik heb nog één grote dure kerst boom en die moet ik nog verkopen." „Hmmm, weet je wat", zei het kerst mannetje, „laat ik hem dan maar van je nemen. Dan kun jij tenminste gauw naar je vrouw en kindertjes. Kijk eens, is dit genoeg geld?" Jasper Jasperse maakte in de sneeuw een rondedansje van blijdschap. Het kerstmannetje had hem een echt goudstuk gegeven! „Dank u wel, dank u wel!" Hij legde de boom netjes op de slee, bedankte het kerst mannetje nog twaalf maal en ging toen gauw naar huis. „Tja, tja, dat is allemaal goed en wel", mompelde de kerstman in zijn baard, „maar wat moet ik eigenlijk 28

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 28