bananen, de koffie, de cacao, de vanille en kleine water valletjes van kristalhelder, ijskoud water, na hun val tot op de weg, gekanaliseerd in een brede goot naast de weg. Men komt door verschillende dorpjes, Bananier, Trois- Rivières. met z'n precolumbiaanse petroglvphen, uitgebeiteld in de rotsen; Vieux-Fort, waar de hevigste gevechten plaats vonden tussen Fransen en Caraïben; Gourbeyre, voorstadje en tevens quartier residentiel van Basse-Terre, en tenslotte Basse-Terre zelf. De stad Basse-Terre dateert van 1640, toen gouverneur Houël het fort Saint-Charles liet bouwen aan de monding van de Rivière du Galion. Dit fort heeft wel een bijzonder veelbewogen militaire geschiedenis. Tussen 1691 en 1809 wisselt het vijf keer van bezetter, nu eens Frans, dan weer Engels, terwijl het aantal afgeslagen belegeringen daar tussen bijna niet bij te houden is. De stad zelf is amfitheaters- gewijs gebouwd vanaf de zee tot op de berghellingen en is architectonisch en historisch zeer interessant en totaal anders dan Pointe-a-Pitre. Commercieel heeft ze weinig te betekenen, hoewel de hele bananenproduktie van Guade loupe van hieruit verscheept wordt. Vanuit Basse-Terre leidt een weg het binnenland in tot halverwege de top van de Soufrière. Zes km van de stad en achthonderd meter erboven ligt St. Claude, „quartier ultra-résidentiel", waar de hoge Franse ambtenaren hun residentie hebben temidden van een overweldigende natuur, heerlijk koel vergeleken met de braadoven Basse-Terre. Nog iets hoger ligt Matouba, waarvan de gehele bevolking bestaat uit „ZTndiens". Hier houdt de voor auto's begaan bare wereld op en begint het paradijs van de bergbeklim mers en andere liefhebbers van de waarlijk prachtige natuur in al z'n wonderlijke en fantastische manifestaties. Ont springende rivieren, regen- of bronrivieren, waarvan som migen zich met een donderend geraas door nauwe rots spleten wringen, honderden meters beneden het pad; hete bronnen, zwavel- en ijzerhoudend; geysers van kokend heet water; hele vlaktes van rokende en ontzettend stinkende zwavelbeddingen; kleine bergmeertjes waarin het kookt en borrelt; de hoogste waterval van Guadeloupe, de Chutes du Carbet, die zijn watermassa over 150 meter omiaagstort, bij helder weer tot ver in zee zichtbaar; voortjagende nat- koude wolken, die nu eens het zicht tot op twee meter beperken, dan weer plotselinge opklaringen geven en adem benemende vergezichten onthullen. Dagen kan men er zoek brengen met steeds weer andere excursies, de rusttijden bestedend aan de fantastische kook kunst die veel kleine wijfjes in deze streek tegen een geringe vergoeding en een glimlach voor je willen vertonen. Ze houden geen restaurants, ze hebben geen sterren in de Michelingids (gelukkig voor degenen die ze wel hebben) maar ze serveren je de maaltijd in hun huiskamer, op de waranda of achter in de tuin. Geen blikken opentrekkerij, geen wereldbekende etiketten op cognac-, wijn- of aperitief- flessen, maar zelfbereide drankjes van witte rum (55 en kruiden, schillen, takjes, worteltjes, besjes en wat al niet meer, geen diepvrieskip of -biefstuk, maar als je het menu de dag tevoren bestelt, zoek je zelf de kippen, het varkentje of de geit die je wilt eten uit. En dan, na een grootse maaltijd: Opstaan en strompelen naar een schaduwrijke plek achter in de tuin bij de rivier en slapen en ietwat gefrustreerde dromen. Dromen waarin de kleine serveerster, een bijzonder fraai, ongeveer zestien jarig mengsel van twee of drie bloedsoorten, wier ogen wed ijveren met de kleur en de temperatuur van de koffie, een grote rol speelt. Terug naar Basse-Terre en vandaar langs de kust onder de wind terug naar Pointe-a-Pitre. Vijftig lange, droge, stoffig hete kilometers over een bijzonder heuvelachtige kustweg, het felle zonlicht weerkaatst door de grijsgrauwe grond met rotsen rechts en de blikkerende Atlantische Oceaan links van de weg. Daarna de laatste, dertig km weer door glooiend land met de suikerrietvelden. Wat een totaal verschillende wereld vergeleken met de andere kant. Hier een troosteloze, grauwe, droge wereld van met doornig struikgewas be groeide of zonder meer kale berghellingen. De enige vro lijke noot wordt gevormd door de kleine vissersdorpjes, met de op het strand getrokken en onder een bladerafdakje liggende bootjes en de op de spaarzame beschaduwde plekjes eindeloos palaverende (onderhandelende) of met de breedgerande strohoed voor de ogen knikkebollende vissers, praktisch allen negers. 16

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 16