Aanvliegend vanuit het oosten, na een vlucht van acht uur met de Boeing 707 vanaf Parijs, krijgt men van bovenaf gezien de eerste indruk van Guadeloupe. Een dode vlinder, met uitgespreide, groengele, goudomrande vleugels, neer- gedwarreld op een blauw kleed. De ene vleugel is het eiland Grande-Terre, een kalkhoudend plateau met weinig reliëf, lichtgroen door de uitgestrekte suikerrietvelden en de struikachtige, doornige begroeiing op de droogste plaat sen. In tegenstelling tot haar naam, het kleinste van de twee. De andere vleugel is het eiland Basse-Terre, het eigen lijke Guadeloupe, een enorme, vulkanische rotsmassa, bedekt met vruchtbare rode grond, donkergroen door de dichte regenwouden op de bergrug in het midden (hoogste punt de vulkaan „La Soufrière": 1467 m) en de bananenplantages op de naar zee aflopende berghellingen. Ook hier is dus de naam, Basse-Terre Laagland, wel heel slecht gekozen; men noemt dit eiland dan ook wel „La Mal Nommée". De gouden rand om de beide vleugels wordt gevormd door de schitterende stranden van geelwit zand, slechts hier en daar op Basse-Terre onderbroken door een strandje van zwart vulkanisch zand of wat kustmoerassen. De beide eilanden zijn volledig gescheiden door een zes km lange, 30 tot 120 meter brede zeeëngte, die men dan hier ook „La Rivière Salée" noemt. Het was Columbus niet gegeven in één oogopslag zijn hele ontdekking te overzien, toen hij op zijn tweede ontdekkings reis in oktober/ november 1493 in deze streken aankwam. Op 3 november 1493 (een zondag): een hoge, onherberg zame kust doemt uit zee op voor het dorstige flottielje; Columbus noemt het eiland „Dominica" zondag). Geen landingsmogelijkheid. Verder. Dezelfde dag nog „Maria Galanda", genoemd naar het vlaggeschip, nu Marie Ga lante" en „Los Santos", naar de Allerheiligendagen in begin november, nu „Les Saintes" genoemd. Columbus stopt niet, want in de verte heeft hij een groot eiland gezien, donker groen met zilveren strepen, rivieren en watervallen met zoet en helder water, bekroond door een hoge. in witte sluiers gehulde berg. Op 4 november 1493 zet hij voet aan wal en noemt z'n ontdekking „Santa Maria de la Guadelupe", uit dankbaar heid jegens de Heilige Maagd van Guadelupe in Estrama- dura (Spanje), voor een vroegere redding van zijn schepen uit een orkaan. Op de landingsplaats bevindt zich nu het gehucht Sainte- Marie en een monument ter nagedachtenis ligt verloren tussen de bananen. Tijdens de acht dagen die Columbus er doorbrengt, maakt hij kennis met de bewoners, een weinig gastvrije, tamelijk vechtlustige kannibalenstam, die zichzelf „Karibs" noemen en hun eiland „Karukera". Zeshonderd jaar tevoren hadden deze Karibs, vanuit Midden- Amerika in kleine bootjes overgestoken, de talloze eilanden en eilandjes in deze streken veroverd en de toenmalige be woners, de Arawaks, een kunstzinnige en zachtmoedige stam van het grote Mayavolk, volledig uitgeroeid. Hun eigen lot wordt op deze 4e november 1493 bezegeld. In de komende tijden worden de Karibs bij toerbeurt door Span jaarden, Engelsen en Fransen vervolgd; ze verzetten zich dapper, maar de laatsten van hen worden tenslotte in 1660 definitief van Guadeloupe verdreven. De trieste overblijfselen van dit moedige volk kan men nu nog bezichtigen in een reservaat op Dominique, waar een vijftigtal families, op kosten van de Engelse regering, vege teert en wegkwijnt. Gevonden oude schedels van deze Karibs vertonen een merkwaardige afwijking met de schedels van de nu nog levenden, namelijk het abnormaal sterk afwijkende voor hoofd. Een scheepsarts van een Spaans schip beschreef in 1515 hoe direct na de geboorte van een jongen, de moeder met haar hand het voorhoofd van het kind naar achteren duwde en het daarna omwikkelde met bandages. De jongen 12

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 12