ORDONNANTIE <©P &et Bewerken van de Bieren binnen de StadtDordrecht, en op Stads Grondt. TE DORDRECHT, Gedrukt by d'erve J: van Braam, Boekverkoopfter, Ordinaris Stads Drukfter j en van't Klein Zegel, 1700. In deze ordonnantie wordt onder meer de „Pligt van de Bierdragers" omschreven. (Het origineel is uit de collec tie van de heer M. van Hoogstraten, Instituut Stad en Landschap, Zuid-Holland). Amsterdam, de bierdragers. Rotterdam. Met een authentieke bierboom demonstreren de heren H. Hein, onze laatste kuiper (links) en C. Schotting hoe het bierdragen vroeger in zijn werk ging. De onge veer 200 jaar oude bierboom is eveneens uit de verzame ling van de heer Van Hoogstraten. 10 De gildepenningen hebben meestal een vaste voorstelling (bijvoorbeeld een gildebroeder aan het werk of een stuk gereedschap, een of meer meesterproeven, een werkplaats of een winkel, de patroonheilige al of niet samen met het stadswapen en soms met een tekst). Aan deze vaste afbeelding wordt dan als wisselende tekst de naam van de gildebroeder toegevoegd, een enkele maal aangevuld of vervangen door een monogram en/of huis merk en/of gildenummer met eventueel de datum van intrede in het gilde van degene voor wie de penning bestemd is. De penningen waren lang niet altijd mooi. Sommige zoals de Amsterdamse waren vrij sober. „Goedkoop" zou men zelfs kunnen zeggen, zulks in tegenstelling tot de zeer fraaie Zeeuwse. Behalve het brouwersgilde waren er ook verschillende „toeleveringsgilden" zoals dat der kuipers en der bier dragers. In Middelburg had men een „Wijnheren- en Biertappersgilde". Evenals het verzamelen van postzegels bijvoorbeeld voor iemand aanleiding kan zijn een studie te gaan maken van bepaalde landen, zo heeft het verzamelen van gilde- penningen sommigen er toe gebracht de gildehistorie naarstig te doorvorsen. Zo vond men dat reeds in 1497 in Amsterdam zoveel brouwerijen waren, dat de vroedschap er over dacht een ordonnantie op de „nering der brou werij" vast te stellen, want er was nog geen gilde maar wel een „brouwers-collegie". Het „Bierbeschoeyersgilde" (Amsterdam 1621) verenigde in zich lieden, die de tappers en anderen voorzagen van „buitengebrouwen bieren". Dus van bieren die buiten de stad gebrouwen waren. Zij mochten alleen op de Bierkade en de Nieuwerzijdskolk wonen; zij, die aan de Nieuwer- zijdskolk woonden, werden „bierstekers" genoemd. Een der oudste neringen in Amsterdam was dat der „bier dragers". Het gilde komt dan ook reeds in 1456 voor. Ze droegen niet alleen het bier maar verwerkten ook het buitengebrouwen en vreemde bier, en tevens wijnen, brandewijn en azijn. Zij mochten echter geen werk op straat aannemen, maar moesten de opdrachten aan hun gildehuisjes gaan halen. Ze mochten ook geen „onvrije lieden" basjanders genaamd in dienst nemen. Een ander gilde, nauw verbonden met het bier, was dat der kuipers- en wijnverlaters (zo heette het althans in Amsterdam; de namen en de organisatie van de gilden waren niet in alle steden uniform). Van penningen komt men gemakkelijk op zijpaden. Zo krijgt men te doen met stedelijke verordeningen, keuren genaamd. Een keur op de Brouwnering in Delft van 1564 was nodig toen eenderde deel der stad uit bierbrouwers bestond! Gouda telde anno 1480 350 brouwers (met een vraagteken volgens de onderzoekers). Men brouwde er Hamburger knol- of hopbier en later het zogenaamde kuitbier. In het begin van de 18e eeuw verdween het brouwersgilde echter uit Gouda. Op een penning uit Den Haag was sprake van „bier werkers", gezien de afbeelding moeten daar bierdragers mee bedoeld zijn. In Leeuwarden was het brouwersgilde al vroeg zeer machtig. In de 15e eeuw was reeds bepaald dat er in de stad geen ander bier mocht worden gedronken dan dat wat in de stad gebrouwen was. De brouwers woonden in een stad meest bij elkaar in de buurt (met het oog op het water). In Leeuwarden was dat in het westen der stad. De bierkelders, de bierkade en de talrijke „putstoelen" op de plattegrond van 1603 tonen aan, dat ook toen de brouwe rijen daar nog bloeiden. Nu we het toch over „putstoelen" hebben, zijn we de lezer zeker een verklaring schuldig, want wie weet nu nog wat

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 10