~be tvcUen sokken Pn 1 h ZJ b H ti e v a: B fs ei li Ih N 2 u ti t< Grootmoeder Moppelmaas zat altijd de hele dag sokken te breien, zwarte wollen sokken. Het was alleen zo jammer dat niemand die sokken wilde dragen. Haar zoons en haar kleinkinderen zeiden: „Tegenwoordig draagt nie mand meer dikke zwarte wollen sok ken. Dat is uit de mode. Wij dragen nu sokken van katoen of van nylon." Als het erg koud was, trokken zij wel eens een paar van die dikke sok ken aan om grootmoeder Moppel maas een plezier te doen. Maar zodra het beter weer werd. deden zij ze gauw uit. Ze waren veel te warm. En grootmoeder Moppelmaas breide maar door. Op de zolder van haar huisje lagen wel honderd paar nieuwe dikke zwarte wollen sokken. Soms zat zij stilletjes te snikken, omdat niemand die mooie sokken wilde hebben. In diezelfde stad waar grootmoeder Moppelmaas woonde, was ook het paleis van de koning. De mensen ver telden altijd dat dit het grootste paleis van de wereld was. Het werd bewaakt door honderd schildwachten. Op zekere winterdag kwam de Eerste Minister met een verschrikt gezicht bij de Koning. „Het is vreselijk, Sire", zei hij. „De schildwachten staken! Zij willen niet meer bij het paleis op wacht staan, omdat zij daar zulke koude voeten van krijgen." „Zo, zo", antwoordde de Koning met een be duusd gezicht. „Dat komt erg slecht gelegen, want morgen krijg ik de Koning van Hibelanië op bezoek. Die zal wel vreemd opkijken als er bij mijn paleis geen schildwachten staan. Neen, daar moet iets op gevonden worden. Wacht, ik heb een idee! Eer ste Minister, ga onmiddellijk honderd paar warme wollen sokken kopen! Als de schildwachten die aantrekken, zul len ze geen koude voeten meer heb ben en wel op wacht willen staan." „Dat is geniaal gevonden, Sire!" sprak de Eerste Minister bewonde rend. Hij stapte op zijn zilveren scooter en reed snel naar de stad. Maar ach, in geen enkele winkel ver kochten ze dikke warme wollen sok ken. „Die zijn ouderwets", zeiden de win keliers. „Niemand draagt die meer!" Alleen in een klein kousenwinkeltje in een steegje kon de Minister nog twee paar dikke wollen sokken kopen. Maar ja, dat was veel te weinig, en er zat bovendien de mot in. Toen de Koning het hoorde, sprak hij boos: „Vóór morgen moeten er honderd paar dikke wollen sokken komen, Minister! Ik wil niet dat er geen schildwachten staan als de Koning van Hibelanië mij een bezoek brengt!" Radeloos liep de minister door de gangen van het paleis. Bang! Hij was zo in gedachten verdiept, dat hij tegen een koksmaatje opbotste. Door de schok viel het ventje languit op de grond. „Hé, kijk uit, domme vlegel!" zei de minister boos. Maar toen riep hij plotseling: „Hé jongen, kom eens hier! Wat heb jij daar voor sokken aan?" Het koksmaatje keek verwonderd. „Die akelige dingen?" vroeg hij. „Dat zijn dikke zwarte wollen sokken die mijn grootmoeder voor me gebreid heeft. Ik moest ze vandaag van mijn moeder aantrekken omdat het zo koud is, maar ik heb er een hekel aan. Mijn grootmoeder heeft er thuis wel honderd paar." „Honderd paar!" juichte de Eerste Minister. „O, lieve aardige jongen, wat ben ik blij dat je tegen me opgebotst bent. Kom gauw mee, en wijs me waar je grootmoeder woont." De Eerste Minister reed in een grote auto, samen met het koksmaatje, naar het huis van grootmoeder Moppel maas, want die was het natuurlijk. Hij kocht voor een heleboel geld alle sokken die zij op zolder had liggen en reed toen weer gauw terug naar het paleis. „Ha!" riepen de schildwachten blij, toen ze de dikke wollen sokken za gen. „Daar zullen we geen koude voeten in krijgen!" Zij trokken ze aan en gingen met vrolijke gezichten op wacht staan. Toen de Koning van Hibelanië de volgende dag op bezoek kwam, ston den de honderd schildwachten keurig in de houding op hun post. De Eerste Minister lachte tevreden en het koks maatje ook, want hij was bevorderd tot opperkok. Grootmoeder Moppelmaas was voor taan erg gelukkig. Zij moest nu ook voor alle soldaten van het land warme zwarte sokken breien. Maar eerst maakte zij er een paar voor de Koning en daar borduurde zij met gouden zijde een mooi kroontje op. Jim Keulemans 16

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 16