GIST IN HET BROUWPROCES I' r Een gedeelte van de gistbakken. Entapparaat en bieropvangtank. De sterilisator (rechts), evenals het ent- of reincultuur apparaat afkomstig uit Rotterdam, met links het luchtfilter. Gist is een ééncellig, plantaardig organisme, dat zich door knopvorming kan vermenigvuldigen. In het brouwproces wordt de gist gebruikt om suiker om te zetten in alcohol en koolzuur. In vroeger tijden werd veelal gewerkt met een mengsel van gistrassen. Het nadeel hiervan was dat nu eens het ene, dan weer het andere gistras naar gelang de om standigheden de overhand had. Dit kwam dan uiteraard een constante kwaliteit en smaak van het bier niet ten goede. Het was de Franse bacterioloog Pasteur, die in 1876 als eerste het idee opperde in het brouwerijbedrijf met zuivere gist rassen te werken. In Nederland was het dr. Elion, als weten schappelijk medewerker werkzaam bij Heineken, die in navolging van dr. Hansen van de Carlsberg brouwerij in Kopenhagen, voor het eerst zuivere brouwerijgist kweekte en in het bedrijf invoerde. Dat was in 1886. Uit de toen malige Heineken gist, die uit een mengsel van verschillende stammen bestond, heeft dr. Elion een zuivere culture ge kweekt, uitgaande van één cel, die hij onder de microscoop had afgezonderd. Hij kwam tot een aantal reincultures, die hij A. B, C, D, enzovoort noemde. Daarvan heeft hij de A- en de D-gist in het bedrijf geïntroduceerd. Deze hebben jarenlang dienst gedaan, terwijl bovendien belangrijke hoe veelheden naar brouwerijen in België, Denemarken, Duits land en Frankrijk werden geëxporteerd. Tegenwoordig is alleen de nu 83 jaar geleden gekweekte reincultuur-A-gist bij Heineken in gebruik. Deze gist wordt uitsluitend aan de met Heineken verbonden brouwerijen in het buitenland geleverd. De A-gist is zeer belangrijk voor het aroma van het bier. We, zeggen onze deskundigen, kennen wel een aantal fac toren waarop dit aroma berust, maar niet alle. We weten bijvoorbeeld wel dat de gist, die aan andere brouwerijen wordt geleverd, in een aantal gevallen afwijkingen gaat vertonen. Vandaar dat bij het opzetten van een nieuwe gistcultuur in een andere plaats (Amsterdam) niet met zekerheid kon worden gezegd, dat de gist ook daar goed zou gedijen. Het kweken van reincultuurgist wordt tegenwoordig in vrijwel alle grote brouwerijen toegepast. Men gaat hierbij uit van één gistcel, waaruit men onder omstandigheden, die infectie uitsluiten, een groter aantal kweekt. Men laat deze gist zich vermeerderen tot men voldoende gist heeft om een reincultuurapparaat te enten. Dit reincultuurappa raat, dat van tevoren is gesteriliseerd, wordt na het enten gevuld met steriele wort. Na afloop van de gisting transpor teert men de gist naar een gistkuip en voegt men wort toe, waarna de eerste praktijkgisting op gang komt. Aan de achtergebleven gist in het reincultuurapparaat voegt men opnieuw steriele wort toe, waarna het proces zich herhaalt. Op het vasteland van Europa worden de meeste bieren vergist met „ondergist", dat wil zeggen gist, die na be ëindiging van de gisting bezinkt. Vele Engelse bieren worden met „bovengist" bereid (Stout, Ale), die zich na de gisting in het schuimdek bevindt. Deze werkwijze levert bovendien een geheel ander (door de brouwers gewenst) aroma op. Het voordeel van de ondergist is, dat de gisting bij lage temperatuur kan geschieden, waardoor schadelijke orga nismen, die veelal hogere temperaturen behoeven, worden uitgeschakeld. Als de gist aan de wort is toegevoegd, begint hij zich snel te vermeerderen en zet hij de gevormde moutsuiker om in alcohol en koolzuur. De hoofdgisting is na ongeveer tien dagen ten einde. De gist, die zich na de hoofdgisting op de bodem van de gistkuip heeft afgezet, wordt bewaard en dient in de eerste plaats om nieuwe brouwsels te vergisten, hetgeen meestal drie a viermaal met dezelfde gist gebeurt. Daarna herhaalt zich het proces met nieuwe gist.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 4