'Het syeelqóeèlzeinlie ONZE KINDERTON In een groot bos woonden heel veel dieren. Als het mooi weer was, gingen zij allemaal naar een open plek in het midden van het bos, waar de zon heerlijk scheen en waar het erg ge zellig was. Maar voor sommige kleine dieren, zoals de muis, de slak en de tor was het erg ver lopen. Daarom mochten zij, als zij een zilve ren dennenaald betaalden, op de rug van de schildpad Slof fel zitten. Deze liep wel niet zo snel, maar dat vonden de kleine dieren niet erg. Zij zaten altijd gezellig met elkaar te babbelen en zo waren ze, eer ze het wisten, op de open plek in het bos aangekomen. Roodstaart, de eekhoorn, lachte hen wel eens uit. Hij riep dan: „In de tijd dat Sloffel jullie wegbrengt, kan ik wel twintig keer heen en weer lopen! Tjonge, tjonge, wat gaat dat lang zaam Op zekere dag vond Roodstaart aan de voet van een grote boom een speelgoedtreintje. Een jongetje, dat de hele zondagmiddag met zijn vader en moeder in het bos was geweest, en zijn treintje had meegenomen, had het daar verloren. De eekhoorn krabde zich achter zijn oor. ,,Ik heb een idee", zei hij grijn zend. „Wat zal die langzame Sloffel daar van opkijken!" Toen de kleine dieren de volgende ochtend weer op de rug van Sloffel naar de open plek in het bos wilden rijden, zagen zij naast de schildpad Roodstaart met het treintje staan. „Dieren", riep de eekhoorn, „jullie mogen voor hetzelfde geld in mijn spoortrein meerijden. Dan ben je er veel vlugger dan anders!" Hé, dat was iets nieuws! De muizen, de torren, de slakken en de andere kleine dieren lieten Sloffel in de steek en kropen in de wagentjes van het treintje. Een nieuwsgierig konijn kwam ook eens kijken en vroeg aan Roodstaart of hij mee mocht rijden. Ja, dat kon wel, maar dan moest hij op het dak van het laatste wagentje gaan zitten, want hij was te groot om erin te kunnen. Iedereen was nu ingestapt. „Alles klaar?" riep Roodstaart. „We ver trekken!" Hij klom op het locomo tiefje en reed weg. De dieren juichten. Dat ging nog eens vlug De arme Sloffel schudde droevig zijn hoofd en ging alleen op weg. Het treintje reed snel tussen de bomen door. Krak! Wat was dat? Iedereen schrok ervan. Ze stonden stil. Het achterste wagentje was door z'n wie len gezakt. Dat kwam natuurlijk om dat het konijn zo zwaar was. Moppe rend haakte Roodstaart het wagentje los. De dieren die erin zaten, stapten in de andere wagentjes. Het werd nu wel erg vol in het treintje. En zo warm. Het konijn mocht niet verder mee; hij moest maar gaan lopen. Tuut! Daar reden ze weer. De eek- hoorn keek steeds achterom of alles goed ging. Had hij dat maar niet gedaan, want, bong daar reed hij tegen een boom aan. De dieren rolden door elkaar heen. De oudste muis had een flinke buil op zijn voorhoofd. Het duurde een hele tijd eer alle wagentjes weer netjes achter elkaar stonden. „Zo, beste dieren, ik zal echt niet meer omkijken", beloofde Roodstaart. Hij klom weer op zijn locomotiefje en reed weg. Tjonge, wat ging het nu vlug. Kijk. daar was de open plek al. Roodstaart stopte en riep: ..Dames en heren, uitstappen, we zijn er!" Maar owee De wagentjes waren er niet. Plotseling begreep Roodstaart wat er gebeurd was. Door de botsing tegen de boom was het locomotiefje natuurlijk losgeraakt en daar hij niet meer had omgekeken, had hij niet gemerkt dat hij zonder wagentjes was verder gereden. Vlug ging hij terug. De dieren keken alles behalve, vriendelijk toen hij ein delijk weer bij hen kwam. Nadat de wagentjes waren aange haakt, reed het treintje voorzichtig verder. Gelukkig, nu ging het goed. Zo, nu nog dit heuveltje af, en dan waren ze bij de open plek. Hola dat ging veel te snel! Pas op die wor tel! Het was al te laat. Het locomo tiefje sloeg over de kop en alle wagen tjes holderdebolderden door elkaar de heuvel af. Midden op de open plek in het bos bleven ze stilliggen. Met pijnlijke en boze gezichten kro pen de kleine dieren uit de trein. „Hé "zei opeens een verwonder de stem. „Zijn jullie er nu pas? Ik ben hier al een hele tijd." Het was Sloffel de schildpad. „Beste Sloffel", riepen de kleine die ren, „voortaan gaan we weer met jou mee, hoor. Op jouw rug rijd je ten minste vlug en veilig!" De schildpad lachte tevreden. Hij voelde zich nu weer erg gelukkig. Jim Keulemans 14

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1969 | | pagina 16