De zingende
ONZE KINDERTON
In het dorpje Wubbeldijk zou een
muziekwedstrijd worden gehouden.
Iedereen die een instrument kon be
spelen, mocht meedoen. Ook kinde
ren. De burgemeester zou naar
iedereen luisteren en dan zeggen wie
het mooiste had gespeeld. En de
winnaar mocht dan als beloning
naar de hoofdstad van het land rei
zen om daar voor de koning te
spelen.
Toen de dag van de wedstrijd was
aangebroken, kwamen uit alle hoe
ken van Wubbeldijk de muzikanten
naar het toneelzaaltje gelopen. De
een bracht een fluit mee, de ander
een gitaar, een derde sjouwde met
een grote bas en een vierde had een
trompet bij zich. Jantje Klees, het
zoontje van de timmerman, was er
ook bij. Maar iedereen keek ver
wonderd naar hem, want wat droeg
hij onder zijn arm: een grote zaag!
Sommige muzikanten waren boos
op hem. „Wat is dat voor geks!"
riepen zij. „Een zaag is toch geen
muziekinstrument! Ga maar gauw
terug naar huis, jongen, jij kunt niet
meedoen."
Als enig antwoord ging Jantje op
een paaltje zitten. Hij nam het hand
vat van de zaag tussen zijn knieën,
pakte met de duim en wijsvinger van
zijn linkerhand het uiteinde van de
zaag beet, haalde met zijn andere
hand een strijkstok onder zijn bloes
vandaan en begon daarmee over het
blad van de zaag te strijken.
Tjonge, wat klonk dat mooi! Dat
had niemand gedacht. Dat je zulke
mooie wijsjes op een zaag zou kun
nen spelen.
Maar er waren vier boze muzikan
ten die het helemaal niet leuk von
den dat Jantje zo'n succes had. Ze
fluisterden geheimzinnig met elkaar.
„We moeten oppassen", zeiden ze,
„anders wint dat kleine joch met die
gekke zaag nog de eerste prijs. Weet
je wat, we zullen hem opsluiten!
Dan hebben we geen last meer van
hem."
Toen Jantje Klees even later het
toneelzaaltje wilde binnengaan, hoor
de hij plotseling roepen: „Pssst
Jantje, kom eens!" Nieuwsgierig
ging hij naar het donkere kamertje
waar het geluid vandaan kwam.
Maar Hij werd bij zijn arm naar
binnengetrokken en voordat hij wist
wat er gebeurde, was hij opgesloten.
„Ziezo", zeiden op de gang de boze
muzikanten tegen elkaar. „Die zijn
we kwijt. Dat jochie met z'n zaag zal
in ieder geval de eerste prijs niet
winnen."
Ze stapten tevreden de zaal binnen,
waar de wedstrijd juist ging beginnen.
Maar Jantje was ook niet voor de
poes. Hij zag al gauw dat er in de
oude deur van de kamer waarin hij
was opgesloten, een grote barst zat.
Hij stak de zaag er doorheen en be
gon ijverig te zagen. Na een kwar
tiertje zat er al een flink gat in de
deur. Jantje kroop erdoor en ging
fluks naar de zaal. Daar werd juist
zijn naam afgeroepen. „Nummero
twaalf. Jantje Klees. Waar is Jantje
Klees met zijn zingende zaag?"
„Die doet niet mee. Hij is naar huis
gegaan want hij had zo'n buikpijn!"
riep een van de vier boze muzikanten.
Maar daar klonk Jantjes stem. „Ik
ben er wel. Ze jokken!" Hij stapte
naar het toneel, ging daar op een
stoel zitten en begon op zijn zaag te
spelen. Het klonk zó mooi, dat de
burgemeester er tranen van in zijn
ogen kreeg. „Een zaag is geen mu
ziekinstrument, edelachtbare!" riepen
de boze muzikanten, maar de burge
meester hoorde het niet eens, zó in
gespannen luisterde hij.
Toen iedereen een beurt had gehad
en de wedstrijd afgelopen was, zou
de burgemeester zeggen wie er het
mooist gespeeld had. Hij stond op,
maar daardoor viel de hoge hoed
die op z'n knieën lag, op de grond.
Hij bukte zich om deze op te rapen,
en toen owee, toen gebeurde er
iets ergs! Zijn mooie lange baard
bleef vastzitten tussen het klapstoel
tje. Hoe de burgemeester ook trok,
hij kon zijn baard niet meer los
krijgen.
De mensen probeerden hem te hel
pen, maar de burgemeester gilde:
„Au, au nee, laat dat! Jullie
doen me verschrikkelijk pijn!"
De bewoners van Wubbeldijk waren
radeloos. Wat moesten ze doen?
Plotseling klonk er een kalme jon
gensstem die zei: „Mag ik er even
bij? Dan zal ik de burgemeester
helpen. Ik zal zorgen dat het geen
pijn doet."
Het was Jantje die zo sprak. Hij
zaagde met zijn muziekzaag voor
zichtig het klapstoeltje stuk en hoe
pla de baard was weer vrij!
Blij stapte de burgemeester naar het
toneel. „Burgers van Wubbeldijk",
sprak hij. „Ik verklaar hierbij, dat
de eerste prijs is gewonnen door
Jantje Klees met zijn zingende zaag"
Iedereen juichte, behalve de vier
boze muzikanten, die stilletjes maak
ten dat ze wegkwamen.
Een dag later reisde Jantje naar de
koning in de hoofdstad van het land.
Deze vond de zaagmuziek zó mooi,
dat Jantje voortaan altijd in het pa
leis mocht blijven wonen. Hij werd
benoemd tot Hofmuzikant. En reken
maar dat de bewoners van Wubbel
dijk trots op hem waren!
Jim Keulemans