kabouter
door A. Kiliian met tekeningen van P. Hootsen
(vervolg)
Zijn puntmutsje danst heen en weer
op de maat als een halm op het veld,
waar de wind over gaat. „Prinses, zo
mooi dansen wil ik ook leren!" Op
stel en sprong, kinderen, ging Flos
het proberen. Hij zwierde en zweef
de en oefende uren op moeilijke el-
fenballettenfiguren en dacht opeens:
ik word misschien, wat 'n pret, Pri
mus Ballerinus van het elfenballet!
Hij draaide en sprong, maakte sier
lijke passen en leerde dan, om de
prinses te verrassen, de dubbele ma
nestraalpas naar behoren en de pad-
destoelstippendans achterstevoren.
Als Flosje is moegedanst 's morgens
heel laat, is het tijd dat de dwerg
naar zijn bloembedje gaat. Hij kan
haast niet slapen en denkt er steeds
aan vliegensvlug naar het hutje van
Krebbe te gaan. Wanneer-ie in slaap
valt droomt Flosje zo raar: de heks
op een brandende reuzesigaar vliegt
recht naar de maan, met fladderende
rokken. Een sterretje valt zelfs, zo
is het geschrokken. Nu draait Kreb
be Kreu in een baan om de maan.
Het rookt, sterreknettert en vonkt
als een spaan. Opeens, onverwacht
spat de toversigaar met een gillende
vuurwerkknal uitelkaar!
Flos zit meteen klaarwakker recht
op in bed. Oei, is me dat schrik
ken een heksenraket! Hij rekt
en hij strekt, want dat is zo gezond
en springt met een sierlijke zwaai
op de grond. Dan kamt hij zijn
wenkbrauwen, borstelt het baardje,
als zilver in zonlicht, zo glanst ieder
haartje. Hij neemt uit een kleine
kristalglazen stopfles drie zonne
bloempitten en één blauwe bosbes.
Ziezo en nu vlug naar Elfira gegaan;
haar nachtviolier is juist opengegaan.
Daar steekt ze haar hoofdje naar
buiten en lacht: „Goedemorgen,
ben jij daar wel voor geschikt? Het
Flos, was je bedje wel zacht?"
„Als duivedons, elfje, maar toch
sliep ik licht; de meeldraden kriebel
den in m'n gezicht. En dromend van
Krebbe nam ik een besluit: vandaag
nog, prinses, trek ik elfenland uit.
Ik verlang er zo naar u gelukkig te
maken, dat ik nu met de heks harde
noten ga kraken en koste wat kost
de betovering breken, al moet ik
mijn hand in een heksenest steken."
„O Flosje, niet doen!" roept het elfje
verschrikt. „Heel flink hoor, maar
heksenland is onherbergzaam en
woest en soms overvalt je dé
hikkelhakhoest.
En weet je wel dat daar geen gras
wil groeien? Daar geen dwergen zijn
en geen elfjes stoeien. De blaadjes
gitzwart zijn van heksenbosbomen
en dat er nooit vlinders en eekhoorn
tjes komen?" Flos stampt op de
grond: „Ik vertrek nog vandaag! En
hier is mijn tweede wens, elfje, ik
vraag uw Indigovogel om met mij te
gaan, hij alleen weet het hutje van
Krebbe te staan." De elf knikt en
blaast op een rieten schalmei, vuur
vonken en staartsterren schieten
voorbij. Een zucht van de wind en
zo blauw als marijn, dat zal Indigo,
koninklijk hofvogel zijn!
Elfira, ze lacht en ze huilt tegelijk.
„Kaboutertje ga maar naar Krebbe
Kreu's rijk!" Dan geeft ze hem vlug
een scherp mes en wat touw en zegt
zachtjes: „Dag lieve Flos, dag
vogel blauw!"
Nu de beentjes gerept en de hieltjes
gelicht! Klein dapper kaboutertje,
doe maar je plicht. Vogel Indigo
leide je veilig en vlug door het bos
naar de hut van de heks en terug.
Flos maakt nu snel voort, hij loopt
bijna drie dagen, zo rap als zijn been
tjes hem maar kunnen dragen. De
vogel vliegt telkens een eindje voor
uit en wijst zo de weg onder vrolijk
gefluit.
Hoe verder ze saam in het heksen-
bos komen des te dikker en knoes-
tiger worden de bomen. Dan is er
opeens zelfs geen bospaadje meer
de dwerg is doodmoe en zijn voetjes
doen zeer. Hij rust uit en peinst: nog
ver is ons doel, oh, was ik maar thuis
de vogel vliegt telkens een eindje vooruit
13