Ue aoontuten
aan hei bolhoedje
ONZE KINDERTON
„Zo", zei mijnheer Huppel, „hier is
nog een plaatsje voor jullie." Hij
legde de nieuwe pet en het nieuwe
bolhoedje naast elkaar in de kleren
kast.
„We liggen hier best, vind je niet?"
vroeg de pet toen de kastdeur dicht
was.
„Ik heb geen zin met je te praten",
antwoordde het bolhoedje bits. „Jij
bent maar een doodgewone pet en ik
ben een voorname bolhoed. De baas
draagt mij alleen als hij 's zondags
een wandelingetje maakt en jou alleen
doordeweeks als het regent."
„Ach lelijke opschepper!" mopperde
de pet. „Ik zal wel geen woord meer
tegen je zeggen!" Boos draaide hij
zich om.
Toen mijnheer Huppel de volgende
zondag van zijn wandelingetje thuis
kwam, legde hij de nieuwe bolhoed
op een stoel in de voorkamer neer.
Daarna ging hij naar de keuken om
theewater op te zetten.
„Ha", dacht Hector de hond. „Dat
is mijn kans! Ik ga met dat gekke
zwarte ding spelen." Hij pakte de
bolhoed met zijn tanden beet en holde
de straat op. Even buiten het dorp
was een landweggetje dat nogal steil
omlaag liep. Boven aan deze weg liet
Hector de bolhoed los, zodat hij naar
beneden rolde. Hector rende er met
grote sprongen achteraan. Dat was
nog eens een leuk spelletje!
Maar hé daar ging die rooie kat
van de notaris! Hector dacht plotse
ling niet meer aan de hoed en liep
blaffend de kat achterna. Het bol
hoedje huppelde steeds sneller het
landweggetje af. Hoep daar vloog
het over de berm, en pats daar
bleef het midden in een grote modder
plas liggen.
„Knorretjekijk zei een varken.
„Er komt een mensenhoed uit de lucht
vallen. Die is zeker voor mij." Met
veel moeite zette hij de bolhoed op
zijn kop. Toen de boer kwam, moest
deze onbedaarlijk lachen. „Hahaha
boerengrutjes nog an toe, een varken
met een hoed. hahaha!!"
Hij nam het bolhoedje mee naar huis
en waste onder de pomp de modder
eraf. „Geef hem maar aan mij", zei
de boerin. „Het mandje waarin ik
altijd de eieren haal, is stuk. Nu kan
ik die bolhoed er mooi voor gebrui
ken."
De volgende ochtend ging zij naar het
kippenhok, deed de eieren in de hoed
en liep weer terug naar de boerderij.
Er kwam juist een buurvrouw op
bezoek, die een grappig verhaaltje
vertelde. Zij had er zelf zó'n plezier
om, dat ze schaterend op een stoel
neerviel boven op het bolhoedje!
Alle eieren waren stuk.
Nu was de buurvrouw plotseling boos.
„Wie haalt er dan ook eieren in een
bolhoed!" riep ze kwaad.
De boerin gaf de vieze bolhoed terug
aan de boer. „Ik wil dat akelige ding
niet meer", zei ze. De boer waste het
bolhoedje opnieuw flink af en zette
hem daarna op het hoofd van een
vogelverschrikker. Wekenlang bleef
de arme hoed daar staan, in de zon,
in de wind en in de regen.
Op zekere dag kwam een landloper
langs. Hij zei: „Hé, dat hoedje kan ik
nog best gebruiken." Hij pakte het
weg, zette het op zijn ongeknipte
haren en liep snel verder. In het dorp
zag hij een bakkerswagen staan. Er
was niemand in de buurt. Vlug stal
hij een brood. Maar hij had niet op
Hector gelet, die vlakbij in het zonne
tje zat. De hond sprong op en beet
naar de magere benen van de dief
De landloper liet het brood vallen en
maakte dat hij wegkwam. Hij liep zó
hard, dat de bolhoed van zijn hoofd
op straat rolde.
„Hé", dacht Hector, „dat is de hoed
van de baas! Ik zal hem gauw weer
op de stoel leggen. Misschien heeft hij
wel niets gemerkt."
Mijnheer Huppel was natuurlijk erg
verbaasd toen hij de bolhoed terug
vond.
„Tjonge, wat ziet hij er lelijk uit",
zei hij. „Enfin, ik kan hem nog dragen
als het slecht weer is. Dan blijf ik de
pet gebruiken voor mijn zondagse
wandelingetjes."
Zo kwam de bolhoed naast de pet in
de kast te liggen. Maar nu had hij
geen praatjes meer! Gelukkig was de
pet erg goedhartig. Zij werden de
beste vriendjes en als zij zich soms
verveelden, vertelde de bolhoed altijd
over de vreemde avonturen die hij
beleefd had.
Jim Keulemans
12