^J)Link\f -MappeLeïózie
en ?e ~MóUanèse tvlnlez
Plinky Happeledorie had steeds in
een land gewoond waar het nooit
winter is en waar de zon altijd
schijnt. Maar in het begin van de
zomer was hij in Nederland komen
wonen. Hij had een bakkerijtje ge
kocht en kreeg spoedig veel klanten,
want Plinky kon goed taartjes en
koekjes bakken en maakte ook erg
lekker brood.
Toen het winter werd, kreeg Plinky
Happeledorie veel last van de kou.
Hij kocht de dikste winterjas die er
te krijgen was, maar nog liep hij op
straat te klappertanden. Zijn zwarte
wangen werden paars van de kou.
Gelukkig was het in de bakkerij al
tijd heerlijk warm.
Op zekere ochtend keek Plinky,
nadat hij was opgestaan, met grote
ogen van verbazing door het slaap
kamerraam naar buiten. Wat was dat
nou? Het regende poedersuiker! De
straat, de bomen en de daken lagen
al vol. Plinky Happeledorie wist niet
dat dit sneeuw was. Hij liep op een
holletje naar zijn bakkerij en begon
haastig gebakjes te maken. Toen
deze klaar waren, zette hij ze voor
de deur op straat. „Fijn", juichte hij,
„nu krijg ik gratis poedersuiker op
m'n taartjes!" Even later lag er al
een dikke witte laag op de gebakjes.
Plinky haalde ze weer binnen. Hij
zette de gebakjes naast de oven en
ging in de keuken een boterham
metje eten.
Toen hij weer in de bakkerij terug
kwam, schrok hij erg. Alle poeder
suiker was weg „Een hond heeft
de poedersuiker opgelikt!" riep hij
boos. „De gebakjes zijn helemaal
nat van zijn tong."
Hij keek uit het raampje van de
bakkerij of hij het ondeugende beest
niet zag. Neen, maar hij ontdekte
wel iets anders. Er stond een sneeuw
man die de kinderen uit de buurt
gemaakt hadden. „Hé", riep Plinky
Happeledorie, die niet wist dat dit
een sneeuwpop was, „daar staat een
man voor de deur. Hij is helemaal
wit van de kou!"
Plinky deed de deur open en riep
vriendelijk: „Komt U zich hier maar
even warmen, meneer!" De pop gaf
20
natuurlijk geen antwoord. „Ach",
riep Plinky, „hij is al stijf van de
kou!" Hij pakte de sneeuwman nu
met twee armen beet en droeg hem
naar binnen. „Zo, gaat U maar lek
ker dicht bij de warme oven staan.
Dan zal ik intussen een heerlijk
bordje erwtensoep klaarmaken."
Wat schrok Plinky ontzettend, toen
hij na een poosje weer in de bakkerij
kwam. Het bord met erwtensoep viel
kletterend op de vloer! De man was
weg! Er lag alleen een grote plas wa
ter op de grond en daarin dreven
een pet, een jas en een pijpje
Plinky holde naar zijn buurman de
slager, en vertelde wat voor vreemde
dingen er die ochtend gebeurd wa
ren. De slager moest hartelijk lachen.
Hij zei Plinky precies wat sneeuw
was en toen begreep deze ook hoe
het kwam dat de poedersuiker en de
sneeuwman zo vlug verdwenen wa
ren. Nu was onze bakker gerustge
steld.
Maar de volgende ochtend werd er
weer heel hard bij de slager gebeld.
Wie stond er voor de deur? Plinky
Happeledorie! „Buurman", riep hij
angstig, „er is vannacht een tove
naar in de stad geweest die al het
water in glas heeft omgetoverd! Kijk
maar bij ons voor de deur in de
gracht!"
De slager moest opnieuw hartelijk
lachen. „Nee, beste bakker", zei hij,
„dat is ijs. Het heeft vannacht ge
vroren. Kom maar even binnen, want
je staat te klappertanden van de kou.
Ik zal je wel vertellen wat ijs is."
Het bleef flink vriezen. Na een paar
dagen leerde de slager Plinky schaat
senrijden. Plinky was eerst bang ge
weest voor de kou, maar toen hij
vier dikke wollen truien had aange
trokken en een grote ijsmuts had op
gezet, ging hij toch mee. Hij bleek
een vlugge leerling te zijn. Na drie
uurtjes oefenen kon hij al aardig
rijden. „Weet je wat zo prettig is",
riep hij, „je wordt van dat schaatsen
zo lekker warm!"
Een week later werden er op de
grote ijsbaan van de stad hardrij-
wedstrijden gehouden. En wie won
de eerste prijs? Jullie raden het nooit!
Plinky Happeledorie! Hij was veel
vlugger op de schaats dan alle an
dere rijders. Toen hij van de burge
meester als beloning een mooie lau
werkrans kreeg, riep hij stralend van
geluk: „Ik vind de Hollandse winter
reuzereuzereuzefijn!
Jim Keulemans