TV cjceèhattiqe ïzaak
In een bos, hier heel ver vandaan,
woonde een grote draak. Hij zag er
lelijk en erg gevaarlijk uit en spuwde
geregeld vuur. Niemand wist dat de
draak heel vriendelijk en goedhartig
was. Hij wilde graag met de andere
dieren uit het bos spelen en ze hel
pen als ze verdriet hadden, maar
zodra hij naar hen toeging, sloegen
ze gillend van angst op de vlucht.
„Ach", zuchtte de arme draak, „ik
zal wel mijn hele leven lang een
zaam moeten blijven." In zijn don
kere hol zat hij vaak urenlang te
huilen. Grote draketranen biggelden
dan over zijn beschubde wangen.
Toen de draak op zekere morgen
door het bos liep, hoorde hij plotse
ling om hulp roepen. „Er is iemand
in nood", dacht hij. ..Daar moet ik
heen!" Met een geweldige vaart ren
de hij naar de plaats waar het hulp
geroep vandaan kwam. Hij vond een
man met een grote puntmuts op, die
met zijn voet tussen de wortels van
een boom beklemd zat. De draak
trok met zijn sterke tanden de wor
tels van elkaar. „Dank je wel, beste
draak", zei de man met de punt
muts. ,,Je hebt me prachtig gehol
pen. Ik ben tovenaar Malipijn en ik
zal je goed belonen."
De draak was erg blij dat eindelijk
iemand vriendelijk tegen hem was.
„Ik had mijn toverstokje thuis laten
liggen", zei de tovenaar. „Daarom
kon ik mezelf niet lostoveren. Wan
del maar mee naar mijn huis, en zeg
me onderweg maar eens waarmee ik
je een plezier kan doen." De draak
vertelde dat hij zo'n verdriet had
omdat iedereen altijd bang voor hem
was. „Kunt U daar iets tegen doen,
meneer Malipijn?"
„Ja zeker, ik zal je omtoveren in
een schoothondje." Toen ze bij het
huisje van de tovenaar waren, pakte
deze zijn toverstokje. Hij tikte er
mee tegen de lelijke kop van de
draak en sprak: „Fiedelefoedelfontje,
ik verander je in een hondje!" De
draak verschrompelde en plotseling
stond er in zijn plaats een aardig
bruin schoothondje.
„Denk erom", zei de tovenaar, „je
kunt jezelf weer terug toveren in
een draak. Dan moet je zeggen: fie-
delefoedelekraak. ik word weer een
draak. Maar dan zul je daarna ook
altijd een draak blijven."
Tovenaar Malipijn zette het schoot
hondje in de tuin van een prachtig
huis. Daar woonde een rijke koop
man. Toen de vrouw van de koop
man het hondje zag, haalde zij het
binnen. Zij gaf het te eten en vond
het zó lief, dat zij besloot het te
houden.
De draak, of liever gezegd, het
schoothondje, kreeg nu een heerlijk
leventje. Hij werd vertroeteld en
iedereen in huis was erg aardig voor
hem. Met Peter de kater werd hij
ook al spoedig de beste vriendjes.
Het schoothondje was erg gelukkig.
Maar op een avond, toen de hele
familie gezellig in de voorkamer zat,
drongen er vijf grote, woeste rovers
het huis binnen. Zij bedreigden de
mensen met grote pistolen en wilden
al het geld hebben dat de rijke koop
man in huis had. Het schoothondje
wilde de mensen die altijd zo aardig
voor hem waren geweest helpen.
Maar hoe? Zo'n klein hondje kon
niets beginnen tegen die boze ro
vers. Er was maar één oplossing.
Het schoothondje haalde diep adem
en blafte: „Fiedelefoedelekraak, ik
word weer een draak!"
Plotseling schrok iedereen geweldig.
Wat was dat? Het schoothondje
groeide en even later stond er in de
kamer een geweldige vuurspuwende
draak. De rovers lieten hun pistolen
vallen en sloegen schreeuwend van
angst op de vlucht.
De koopman en zijn vrouw en kin
deren waren ook wel bang, maar zij
begrepen dat het schoothondje een
draak was geworden om hen te red
den. De draak mocht in de schuur
slapen en al spoedig was het gezin
van de koopman zó aan hem ge
wend, dat de kinderen paardje reden
op zijn rug.
Toen de mensen uit het dorp, die
eerst angstig waren geweest, merk
ten dat de draak een goed hart had
en ongevaarlijk was, werden zij heel
trots op hem. Een echte draak, dat
had immers geen enkel dorp in het
land! Zij gaven hem allerlei lekkere
hapjes en 's zondagsmiddags ging de
burgemeester altijd een eindje met
hem wandelen. De draak voelde zich
nu nóg gelukkiger dan toen hij een
schoothondje was.
Jim Keulemans