Het begin van de Rotte, in Moerkapelle. De molen, waarvan nu alleen de onderbouw nog bestaat (rechts), maalde in vroeger jaren het polderwater op de Rotte. (Foto C. M. Tholens). aan welke Rotterdam zijn groei dankt. In vroeger eeuwen heette die rivier de Merwe. De Merwe viel in de „Masemond", een brede zee boezem. Een grote overstroming, de Elisabethsvloed van 1421, wijzigde echter sterk de loop der rivieren in het mondingsgebied van de Maas. Nadien zijn de benamingen „Oude Maas" en „Nieuwe Maas" gekomen. Er waren in dit rivierengebied trouwens vele veranderingen in de tweede helft van de 12e tot de tweede helft van de 15e eeuw. De benaming „Merwe" werd terugge drongen tot Dordrecht. De Rotte loost sindsdien zijn water op de Nieuwe Maas. Het HoogheemraadschaD Schieland is verantwoordelijk voor het goede verloop van dit lozings-systeem van polderwater (en omgekeerd uiteraard de inlaat van water wanneer de polders te droog zouden worden.) Beginpunt De Rotte zoals wij die thans kennen, heeft zijn beginpunt in het rond 1600 inwoners tellende dorpje Moerkapelle. Doch hij ontspringt daar niet, dat wil zeggen er is geen bron of wel. De Rotte begint zo maar zonder meer en ontvangt zijn eerste voedingswater uit twee polders, de Wildevenen en de Binnenwegse polders. Aan weerszijden van de Rotte staan daartoe de gemalen, die dit werk verrichten. Vroeger waren het de befaamde Hollandse windmolens, die het water uit de polders omhoog maalden. Er zijn er enkele van bewaard gebleven zoals de Prinse molen aan de Bergse Voorpias in Rotterdam. Zelfs is een complete ..molenviergang" om redenen van historisch belang gespaard, namelijk bij het plaatsje Zevenhuizen. Vier molens maalden hier destijds het water omhoog. Elke molen kon het water ongeveer anderhalve meter hoger brengen, zodat het in totaal zes meter hoger kon worden gebracht. Ook hier heeft een gemaal de taak van de molens overgenomen. Doch de „molenviergang" is bedrijfsklaar gehouden en de hoofd molenaar C. Boele, die optreedt als machinist van het dieselgemaaltje, kan elk ogenblik de molens weer in werking stellen. De Rotte heeft als scheepsvaartweg in het verleden betekenis gehad. Zo heeft de Rotte deel uitgemaakt van een scheepvaartweg tussen Rotterdam en Amsterdam. Diverse sluizen moesten hierbij worden gepasseerd. Via een gegraven vaart kwamen de scheepjes in de vroegere Zuidpias, een meer, dat in later jaren omdijkt is en daarna „drooggemalen", zodat er een polder ontstond. Door deze „droogmakerij" verloor de scheep vaartweg uiteraard zijn betekenis. Rechten Niet alleen de handel had destijds profijt van de bewuste scheep vaartweg tussen Rotterdam en Amsterdam via de Rotte. In Moerkapelle werd in de 17e eeuw een nieuwe Nederlands Hervormde kerk gebouwd. Voor de bouw van deze kerk moest geld op tafel komen. Men zag in de Rotte wel een middel om financiën te verkrijgen. De Staten van Holland verleenden in 1663 het kerkbestuur octrooi tot het heffen van diverse rechten voor het passeren van een sluisje in de Rotte. Voor iedere ton bier, ieder stoop wijn, iedere vervoerde passagier en elk vervoerd beest (meest varkens en koeien) moest worden betaald. De stad Rotterdam was met het heffen van deze sluisgelden in het geheel niet ingenomen, aangezien bij vroegere besluiten aan de schepen vrije doortocht was toegestaan. Het feit, dat voor iedere passagier een halve stuiver tol werd geheven bleek voor de vele Amsterdammers, die zich naar Rotterdam begaven, een bezwaar. In 1672 sloot het kerk bestuur daarom een contract af met de stad Amsterdam. Voor ieder vaartuig moest bij het passeren een stuiver meer worden betaald doch voor de passagiers zou geen betaling meer worden geëist. Voor de tweede wereldoorlog had de Rotte als scheepvaartweg nog belang voor de beurtvaart. De schippers „wurmden" hun schip als het ware door lage, bochtige en nauwe doorvaarten om zo via een kanaal naar de Schie hun goederen naar Delft en Den Haag te brengen of via de eigenlijke loop van de Rotte naar Hillegersberg, Zevenhuizen etc. Na de oorlog heeft men de Rotte nog gehandhaafd voor de scheepvaart, doch er werd steeds minder gebruik van gemaakt wat betreft het vervoer van vracht. Toch wordt de Rotte nog bevaren. Het recreatieve element gaat hierbij een steeds belangrijker rol spelen. De Leuvesluis is weliswaar in juni 1967 dichtgemaakt, doch via de Park sluizen kunnen schepen en plezier- bootjes langs een omweg de Rotte toch bereiken. Via Zevenhuizense Verlaat-Hennipsloot-Ringvaart Zuidplaspolder en Snellesluis is de Rotte verbonden met de Hollandse IJssel onder Moordrecht. Wat betreft deze verbinding heeft Rotterdam met de beheerders van sluizen etc. een overeenkomst gesloten juist voor de recreatieve vaart na het sluiten van de Leuvesluis. Verdwijnen zal het „riviertje", waaraan Roterdam zijn naam te danken heeft, dus niet. Er zullen altijd boten blijven varen op de Rotte, zij het dan in de vorm van jachtjes, zeilboten, kano's, roeiboten voor vissers en pleziervaartuigen. De Rotte zal in de toekomst een belangrijk deel uitmaken van een 830 ha groot recreatiegebied, bedoeld om de stadsmens ontspanning in bos en op en bij het water te geven. Naar de Rotte is het plan voor dit gebied het „Rotte-meren-plan" genoemd en met de uitvoering is reeds een begin gemaakt. Een stukje Rotte in de binnenstad van Rotterdam zal binnen afzienbare tijd worden gedempt. Aldus zal er een flinke nieuwe verkeersweg ontstaan, die vanaf de „ruit", een randweg rond de Rotterdamse agglomeratie, als een „injectienaald" de binnenstad in steekt. Een smal stukje Rotte zal er slechts overblijven in de binnenstad. Hier echter blijft de Rotte het verkeer dienen, zij het dan niet meer het scheepvaart verkeer maar het wegverkeer. De Rotte, even buiten de vesten, omstreeks 1800. (Inst. Stad en Landschap Zuid-Holland). IéM M -Mnte MR

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1968 | | pagina 15