TRANSPORTWEG VOOR WATER
UIT LAAGGELEGEN POLDERS
Vele jaren was de Rotte ook voor onze brouwerij een belangrijke transportweg voor de aanvoer van gerst en kolen.
Rotterdam dankt zijn naam aan een
klein watertje, de Rotte. Zo althans
denken de hedendaagse geschied
schrijvers er over, al wordt hun
zienswijze soms ijverig bestreden.
In elk geval is het een simpele
theorie: Rond 1250 werd er een dam
gelegd in de monding van de Rotte
en bij die „Rotte(r)dam" vestigden
zich o.m. wat vissers en kooplieden.
Uit deze eenvoudige nederzetting
groeide op de duur een stadje.
Moerassig
Het gebied rond de Rotte was voor
een belangrijk deel moerassig. Men
kon er op bepaalde plekken echter
heel goed wonen. Aangezien de
bevolking schaars was leverde het
land voldoende op, onder meer door
visvangst. Bovendien, wanneer er
nieuw land nodig was dan „maakte"
men land. Door plantengroei en
aanslibbingen ontstonden er in het
1
Voor de ontwikkeling van de
huidige havenstad Rotterdam heeft
de Rotte geen betekenis gehad. Het
is de Nieuwe Waterweg, de vrije
uitmonding van de Europese rivieren
Rijn en Maas in de Noordzee (drukst
bevaren zee ter wereld), die
Rotterdam tot wereldhaven nummer
één deed groeien. Maar de
Rotterdammers koesteren toch de
Rotte als historisch stadsriviertje.
In feite is de Rotte echter niet eens
een rivier. Het H'/j km lange
water is niet meer dan een idyllische
vergaarbak voor regen-, sneeuw- en
kwelwater uit polders. Zes laag
gelegen Hollandse polders lozen hun
overtollige water via gemalen op de
Rotte.
Holland immers ligt laag, grote
gedeelten zelfs beneden de zeespiegel.
De duinen beschermen het land
tegen de zee en dijken houden de
rivieren in bedwang. De laaggelegen
polders zouden vol met water lopen
wanneer men niet in staat was
overtollig water naar een hoger
niveau op te malen om het daarna te
transporteren in een door dijken in
bedwang gehouden rivier.
De Rotte is een boezem plus
transportweg voor en van water, dat
naar de Nieuwe Maas wordt
gevoerd.
In de veertiende eeuw liep de Rotte
nabij een fraai kasteel, het slot
Bulgersteyn, uit op de Merwe of
Merwede (thans Nieuwe Maas
geheten). Deze Merwe op zijn beurt
bracht het water naar de zee.
moeras namelijk „opwassen", stukken
oprijzend land. Men dijkte die
opwassen in en won aldus nieuw land.
Zo ontstond er langs de Rotte steeds
nieuw land.
Tegen het buitenwater, het water
o.m. van de grote rivier dc Merwede,
waarin de Rotte uitstroomde, ging
men ook maatregelen nemen. Men
ging grote dijken aanleggen, een
reusachtig werk, dat men voor met
die dagen grote technische
bekwaamheid uitvoerde en dat de
Hollanders hun benaming van
„dijkenbouwers" heeft gegeven.
Nog voor de dertiende eeuw werd het
gehele gebied van wat thans
Rotterdam met aangrenzende
gemeenten is binnen een aaneenge
sloten waterkering getrokken. De
mondingsdelta van de Rotte was
echter een probleem. Men loste dit
probleem op door in die monding
een dam met een sluis aan te leggen.
Het mondingsgebied van de Rotte
was aanvankelijk veel groter dan
thans. Waar de Rotte destijds via de
sluis uitstroomde in de Merwede
slibde land aan. Steeds hebben de
Rotterdammers weer land aan
gewonnen. De monding van de Rotte
schoof daardoor op en kreeg nieuwe
benamingen als „Binnen-Rotte" en
dergelijke. In de loop der tijden
kwamen er nieuwe sluizen, dammen
en onderdoorvaarten. Veel van die
oude kunstwerken in de Rotte zijn
verdwenen zonder een spoor na te
laten voor geschiedkundige vorsers.
De Binnen-Rotte is al lang gedempt.
13