HOMMAGE AAN EEN GROOT BOSSCHENAAR Christophorus oprukten en door de bewoners van de Westelijke ge bieden werden beschouwd als duivels (dit verklaart het regelmatig voorkomen van de Turkse halve maan bij groepen duivels, op duivelse vlaggen en burchten) en doordat men in aanraking was gekomen met de ge volgen van het buskruit, waartegen de dikke vesting muren der steden en burchten niet bestand waren. In die tijd werden er, ook door Jeroen Bosch, vele schilderijen van het Laatste Oordeel gemaakt, waarbij vooral de hel met al zijn verschrikkingen een belangrijke plaats toebedeeld kreeg. Toch is het niet juist Jeroen Bosch alleen te beschouwen i als „schepper der duivels", al is hij daardoor wel het meest bekend geworden. Zijn oeuvre moet zeer omvangrijk geweest zijn, doch vele van zijn werken zijn verloren gegaan tengevolge van branden, de Beeldenstorm, verwaarlozing, onvol doende onderhoud enzovoorts. Een ander gedeelte bleek bij nader onderzoek afkomstig van kopiisten en/of leer lingen, zoals Alaert du Hameel (bouwmeester van de St. Jans Kathedraal te Den Bosch en vriend van Jeroen Bosch), Jan Mandijn, Pierre Muys, Hieronymus Cock en vele anderen. Zo kon het voorkomen dat van alle ongeveer vijftig aanwezige schilderijen op de recente expositie er slechts een tiental zonder twijfel aan Bosch kan worden toegeschreven. Maar onder deze stukken zijn er enkele waar géén of slechts één duivelse figuur op voorkomt en van een ongelooflijke schoonheid en innigheid zijn. Daaruit blijkt dat Bosch ook nog wel eens aan iets anders dan duivels dacht. Hij was zeer bedreven in het uitbeelden van spreek woorden, woordspelingen en gezegden uit de volkstaal. Dit is niet zo vreemd als het wel lijkt. Een voorliefde voor afbeeldingen, die een woord voorstellen, vindt men reeds in de Nederlandse geslachtswapens der 13e en 14e eeuw en uit het eind der 15e eeuw zijn twee handschrif ten bekend met 170 verschillende rebussen. Het publiek uit die dagen heeft zijn raadseltjes dan ook ongetwij feld begrepen en gewaardeerd. Er wordt verondersteld, dat hij bij de aanvang van zijn loopbaan het meest van de middennederlandse en Vlaamse miniatuurschilders heeft geleerd. Van huis uit illustrator overlaadt hij zijn schilderijen met kleine scènes. Zijn voorkeur gaat uit naar een onnatuurlijk hoge horizon, zodat hij voor zijn voorstellingen een groot vlak kon benutten. Tegelijk echter schildert hij dan een schitterend landschap op de achtergrond, dat dikwijls op zich zelf al een kunstwerk is. Vooral op zijn schilderij St. Christoffel is de kleur van dit landschap, dat van onder naar boven de nuances geelgroen naar turkoois vertoont een schitterend contrast met de kleu ren rood van de mantels van St. Christoffel en het Jezuskind. Ook probeert hij, zoals vele tijdgenoten, de avond, de duisternis uit te beelden door middel van scherpe licht effecten als branden en vulkanen. Hij moet zeer zijn getroffen door het kluizenaarsleven en in het bijzonder door St. Antonius en St. Hierony mus, die hij verschillende malen ongenaakbaar voor heksensabbath en demonische verleidingen afbeeldt. Persoonlijk waardeer ik zijn schilderijen het meest om de schoonheid en de intimiteit, soms ook het sarcasme dat er uit spreekt. Om u enkele te noemen: St. Johannes op Patmos en het tafelblad met de Zeven Hoofdzonden (tot mijn spijt beide niet op de tentoonstelling aan wezig) de „Ecce Homo", de verschillende Kruisdra- gingen" en „Doornenkroning", de z.g. genre-stukken als „Keisnijding", „Goochelaar" en voor mij de mooiste „De Verloren Zoon" of ook „De Landloper" genaamd. Het laatstgenoemde paneel wordt door de meeste kunst kenners beschouwd als een van zijn laatste werken. Op de voorgrond loopt een berooid en armoedig man, links op de achtergrond staat een nogal „louche" huis, waar het zwaantje uithangt. Met „zwaantjes" werd publieke 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1968 | | pagina 20