BOSSCHENAAR De Landloper Men gebruikte uiteraard nog voornamelijk getekende en geschilderde zinnebeelden, daar boeken nog geen publiek bezit waren en men over het algemeen nog niet kon lezen of schrijven. Zeer zeker kon Jeroen Bosch dit wel en hij heeft dit ook veel gedaan, getuige de onderwerpen in zijn schilderijen die in de toenmalige literatuur voor kwamen en geliefd waren. Hieronymus van Aeken alias Bosch, zoals zijn naam voorkomt in het Register der Illustre Onze Lieve Vrou wen Broederschap, ook Zwanenbroederschap genaamd, kwam voort uit een geslacht van kunstenaars. In 1430 liet zich ene „Meester Jan van Aeken" en in 1454 ene „Anthonys van Aeken" inschrijven als lid van de Lieve Vrouwe Broederschap, die hen diverse schilders- en restauratieopdrachten verstrekte. Waar schijnlijk zijn dit de grootvader en de vader van Jeroen. Uit de archieven blijkt voorts, dat nog enkele Van Aekens, waarschijnlijk neven van Jeroen, schilderstuk ken en panelen leverden aan de stad 's-Hertogenbosch. Hij huwde een rijke patriciërsdochter, Aleid van Meer- venne, die in haar huwelijk het landgoed Rodeke mee bracht, hetgeen hem financieel onafhankelijk maakte en waardoor hij ook tot de welgestelde notabelen van Den Bosch kon worden gerekend. Dit blijkt ten eerste al uit het feit dat zijn vader Antho- nis zowel als hijzelf een huis bewoonden aan de Markt, ten tweede uit zijn opname in vorengenoemde broeder schap, die zich voornamelijk met charitatief werk bezig hield, ommegangen en processies organiseerde en één maal per jaar een „rituele zwanenmaaltijd" hield, waarbij alle zogenaamde Zwanenridders aanzaten. Deze broederschap bestaat in enigszins gewijzigde vorm nu n°g- Verschillende leden van ons koningshuis mogen ertoe worden gerekend en enige tijd geleden hebben de prin sessen Irene en Beatrix nog aan de traditionele bijeen komst en maaltijd deelgenomen. Daar er over zijn leven verder met zekerheid niet veel bekend is, wordt hij natuurlijk het middelpunt van allerlei veronderstellingen, die variëren van ketter, ge bruiker van verdovende middelen (een mening die vooral bij de jeugd populair is), duivelaanbidder en nudist tot diepgelovige en rozenkruiser. Want als men eenmaal met een zo raadselachtige figuur te maken krijgt wil men het mysterie koste, wat het kost, oplossen. Aan het Spaanse hof was hij tijdens zijn leven zeer geliefd en kort voor 1504 ontving hij een opdracht van Philips de Schone, voor een groot tableau van 9 voet hoog en 11 voet breed, voorstellend een Laatste Oordeel met paradijs en hel, zodat de veronderstelling „ketter" of „duivelaanbidder" zwak staat, gezien de enorme macht van de Inquisitie. Verder durf ik mij als leek niet te begeven in het paradijs voor kunstkenners en historici. Vele boeken zijn erover volgeschreven en Jeroen Bosch blijft een dankbaar object voor studies. Misschien heeft deze tentoonstelling iets tot het verschaffen van meer zekerheid bijgedragen. Hoe het ook zij, vast staat dat hij leefde in een tijd van kerkvernieuwende stromingen. De duizend jaren Christendom hadden het bijgeloof en de rol der oude heidense voorstellingen niet geheel kun nen onderdrukken en zoals de middeleeuwse geest ver vuld is van devotie tot Maria en andere heiligen, zo waren ook de heidense geesten en goden in zijn dage lijkse leven betrokken. Zelfs de geestelijke stand was zich wel bewust van het verschil tussen de theorie en de praktijk van de gods dienst, al accepteerde men het kwaad, evenals ook het lijden, als iets dat nu eenmaal een onvermijdelijk deel van het leven was. Men leefde eigenlijk met de duivel als een soort (lastig) huisdier, dat men zonder godde lijke bijstand onmogelijk de baas kon blijven. Vandaar alle mogelijke soorten demonen, die op de schilderijen van Jeroen Bosch rondhuppelen en al naar gelang hun verschijningsvorm de mensen op hun eigen manier tot een bepaald kwaad verleiden. Sommigen zijn zelfs voor ons nog te herkennen, bijvoorbeeld zwijnen (zwijnerij en vuiligheid), meerkatten (heksenhelpers, onder andere uit Faust), lepelreigers (die met hun snavel allerlei ongedierte uit het ogenschijnlijk zo heldere water op scharrelen), vlinders (de grote verleiders), vleermuizen (nachtdieren, die zich van het licht afwenden) en pad den, die ons van kinds af onsympathiek zijn door hun griezelig uiterlijk. De mensen uit deze tijd leefden ook in de veronder stelling dat het einde der tijden en het Laatste Oordeel zeer nabij waren. Zij werden in die mening gesterkt onder andere door de grote pest- en veepestepidemieën, de invallen van de Turken, die in 1529 zelfs tot Wenen 17

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1968 | | pagina 19