kcZStbóóM
a
dan stil bij een huis. De mevrouw
doet de deur open en het meisje en
het jongetje dragen heel voorzichtig
de boom naar binnen. „Els en Jantje,
houden jullie de kerstboom nog even
vast? Dan zal ik een grote pot met
aarde opzoeken", zegt de moeder.
Het duurt niet lang of er is een pot
gevonden en heel voorzichtig wordt
Sparretje met zijn wortelvoetjes in de
pot gezet. „Dat is dat", zegt moeder
als Sparretje stevig in de pot staat,
„nu zet ik hem even in de garage en
na het eten gaan we hem gezellig
versieren." Sparretje wordt opgepakt
en weggedragen naar de garage. Hij
vindt het daar helemaal niet leuk, er
is niets te zien dan een paar muren.
Door een heel klein raampje kan hij
naar buiten kijken. Maar ook dan ziet
hij alleen maar een kale muur. Hij
wil weg, ergens anders heen. Hij pro
beert zijn wortelvoetjes uit de aarde
te halen, maar dat lukt niet. De
grond zit veel te vast. Sparretje kijkt
rond. Wat moet hij nu doen? Hij gaat
maar een poosje slapen. Even heeft
hij er spijt van dat hij niet naar de
twee grote en wijze sparren heeft ge
luisterd. Het is waar, ze gaan een
kerstboom van hem maken en nu
laten ze hem zo alleen in dat lege
hok.
Na een poosje gaat de garagedeur
open. Sparretje knippert met zijn
ogen. Hij kijkt naar de deur. Er komt
een grote, sterke meneer naar binnen.
Wie is dat nou? Hij komt naar Spar
retje toe, wat zou hij willen? O, nou
pakt hij Sparretje en neemt hem mee.
Wat is Sparretje boos op die meneer
die hem zo maar mee wil nemen.
Sparretje probeert hem met zijn naal
den te prikken. Maar de man pakt
Sparretjes takken beet en houdt die
een eind van zich vandaan. De man
loopt met Sparretje het huis in. Een
eindje verder gaat een deur met een
zwaai open en Els en Jantje komen
uit de kamer hollen. „O paps, mogen
we hem nu versieren?", roept Jantje.
Ze pakken hun vader beet en trekken
hem de kamer in. „Hoho, kalm een
beetje!", zegt hun vader. Hij zet Spar
retje in een hoek van de kamer, op
een klein tafeltje. Naast hem staat
een doos vol met kerstballen, klokjes,
kaarsen en engelenhaar. Dan wordt
;AVK js-
Sparretje versierd. Al die mooie,
glinsterende dingen worden aan zijn
takken gehangen. O, wat wordt Spar
retje nu mooi! Een hele poos later
doet de moeder van Els en Jantje de
kaarsjes aan. Met grote blije ogen
kijken de twee kinderen naar die
mooie boom. Sparretje lacht. Dat
vindt hij leuk. Maar wat hij niet leuk
vindt is dat hij zo moe wordt, zo vre
selijk moe. Al die mooie dingen aan
zijn takken zijn zo zwaar. Hij moet
er bijna van huilen. Hoor, dan gaan
Els en Jantje een versje zingen. Wat
klinkt dat mooi, die zachte, blije
stemmetjes. Als het versje uit is, tilt
moeder Elsje op en vader Jantje. Ze
moeten naar bed. Moeder doet alle
lichten uit en dan staat Sparretje in
het donker. Zijn takken doen zeer
van alle dingen die erin hangen. O,
had hij toch maar naar die grote
sparren geluisterd. Ja, ze hadden
toch wel gelijk gehad. Hij was dom
geweest, heel erg dom. Langzaam
druppen er tranen uit zijn ogen.
Eerst zijn het er een paar, maar het
worden er steeds meer. Hij wordt er
helemaal nat van. En alle glinster-
dingetjes aan zijn takken gaan nog
meer glinsteren. Opeens staat er
iemand voor hem. Een mannetje met
een dikke rode jas met bont aan de
kanten en een rode muts op. „Ik ben
de Kerstman", zegt het mannetje,
„waarom huil je zo? Doen je takken
soms zeer?" Sparretje knikt. „O, dat
is zo over. Kijk maar." De Kerstman
zwaait even met een stokje en
Sparretje heeft helemaal geen pijn
meer. „Nu is het over, hè?", vraagt
de Kerstman. „Ja, Kerstman, dank u
wel", zegt Sparretje. „Gelukkig",
zegt de Kerstman, „want als het
Kerstfeest is moet iedereen blij en
gelukkig zijn en omdat jij daar aan
mee moet helpen mag je niet verdrie
tig zijn, hoor!" De Kerstman gaat
weer weg en Sparretje is heel blij.
De twee grote sparren in het bos heb
ben geen gelijk gekregen. Sparretje
vond het Kerstfeest heel mooi en
toen het afgelopen was, is hij niet op
straat gegooid. Els en Jantje hebben
hem achter in de tuin gezet en daar
groeit hij nu verder, tot het volgende
Kerstfeest.
Leny
'is
33