kromme ruggen, op hoge poten met steil overeindstaande haren, knorrend en piepend op ons af. Vanzelfspre kend konden ze heel goed met Putah opschieten en heel intensief werd vaak Putahs vacht doorzocht naar ongedierte. Eén kwalijke eigenschap hadden ze echter, die wij ze niet af konden leren. Toen na zesendertig spannende dagen het eerste gansje uit het ei kwant, was dit natuurlijk voor Barend. Hij was er gek op en borg het in de zogenaamde strijkkamer op, zodat ook onze genets er niet bij konden. Toen Barend de volgende dag met zijn gansje de kamer in kwam, had hij dikke tranen in de ogen en kon ons haast niet vertellen wat er gebeurd was. Wij zagen het echter al, de mongoest had finaal het kopje er afgebeten! Dat deden ze ook met vogeltjes, die wij ziek in de tuin vonden en weer trachtten op te kwe ken. Zindelijk waren ze eigenlijk wel, alleen krabden ze het zand zo enthou siast uit hun bak dat die zindelijkheid niet veel om het lijf had! Inmiddels was onze menagerie aan gevuld met een cheetah (jachtlui- sing. Hij was al zeven maanden oud, te oud eigenlijk om hem aan ons te wennen. Hij was in slechte conditie bij ons gekomen, gewond en in een heel kleine kooi. Wij hebben ons toen maar over hem ontfermd. Met enige moeite hebben wij hem in een grote kooi overgeplaatst, met een goed nachthok. Toen we dachten dat hij wat gekalmeerd was hebben wij hem in de garage, die een deur naar de eetkamer had, losgelaten, 's Avonds als alles rustig was, zetten wij zijn eten in de kamer, deden de deur open en bleven zelf op een afstand zitten. Hij kwam er echter nooit uit. Groot was onze schrik toen hij op een gege ven ochtend op de bovenste trede van de trap, achter de deur van de overloop lag. Wat we ook deden, hij was niet te bewegen weer in de garage te gaan. Wel rende hij een keer naar beneden langs mijn vrouw, vloog door een klein ruitje van de tuindeur naar buiten en bleef daar, waarschijnlijk geschrokken van het schelle licht, staan. Wij dachten toen dat alles wel in orde zou komen. Hij schoot weer de trap op en nestel de zich weer op zijn oude plaatsje. Tot groot vermaak van de kinderen hebben wij toen de eetkamer afge sloten en moesten wij via het balkon langs een losse ladder naar beneden. Christien wilde natuurlijk vanaf dat moment ieder ogenblik haar tanden gaan poetsen, want dan moesten wij met haar de ladder op en af. De gezondheid van onze cheetah ging zienderogen vooruit. Dat was niet verwonderlijk met twee malse kippe tjes en nog wat extra levertjes per dag. Zijn vacht glom na twee maan den en hij was in perfecte conditie. Maar nog steeds bleef hij op een afstand. Op een gegeven ochtend om ongeveer vijf uur hoorden wij wat glasgerinkel. Mijn eerste reactie was: de goesen gooien een bierfles om. Maar het bleek dat de cheetah een ruitje gebroken had en de vrijheid weer had verkozen. Ongetwijfeld heeft hij deze behouden en wij heb ben hem een goede jacht toegewenst. In dezelfde tijd hadden wij de twee genets, eigenlijk ook iets te oud. Al gauw bleek echter dat ze wel bij het huis bleven, maar niet werkelijk tam werden. Nadat we ze enige tijd vast gehouden hadden, gaven we ze de vrijheid. Ze zijn toen prompt ver dwenen. Om ze weer terug te krijgen hebben wij elke avond een schoteltje met kip en levertjes buiten klaar ge zet. Op een morgen was het leeg. Langzamerhand kwamen ze regel matiger tot ze tenslotte iedere avond hun lekkernij van het luidspreker- Ook met Putah, onze hond, kon Tigger het goed vinden. kastje kwamen halen. Wij moesten het wel zo hoog zetten anders aten de goesen het op! Uiteindelijk konden we zelfs het eten op onze schoot houden en kwamen ze het daar vanaf halen. Wij wisten niet waar ze overdag waren. Waar ze 's nachts een uiltje knapten von den wij weldra uit: boven op onze klamboe. Zij namen alles gelukkig nogal wijsgerig op, wij ook. „Onze" genets werden door iedereen bewon derd, zo sierlijk sprongen ze van en op de luidsprekerkast op de kap boven de gordijnen. Ze trokken zich van Putah, de mongoesten en Boem weinig of niets aan. Ook hun kleur, het lijf lichtgrijs met zwarte vlekken en de lange staart met zwart-witte ringen, was buitengewoon mooi. Vooral vergeleken bij de volgende vast, Tigger. Bij een van de vele bezoeken aan de markt in Kano zagen we in een kleine kooi een hoopje ongeluk lig gen. Alles bij elkaar net twee vuisten groot, in verhouding een veel te grote kop en veel te forse voorpoten en zeer onderontwikkelde achterpoten, geweldig grote oren en hele lieve zachte ogen, die al ons medelijden opwekten. Toen wij echter hoorden dat het een jonge gevlekte hyena was, die ook toen hij groter werd maar moeilijk van de zuigfles kon scheiden. paard), twee genetkatten en in no vember kwam er nog een mannetjes Boem bij. Deze laatste was geweldig eigenzinnig en in tegenstelling tot onze vroegere klipdassen erg bijterig. Hij verdedigde dan ook het kussen op ons bed met al zijn tanden en rasklimmer die hij was, wist hij 's nachts altijd wel weer op de een of andere manier op bed verzeild te raken. Dan begon hij rus tig al achteruit duwend weer een kus sen in beslag te nemen. En dat lukte hem vaak nog bijna ook. De cheetah was eigenlijk een vergis Twee van de „Van Dam" schildpadden in Artis.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 23