gewoonten. Zo sliepen ze bij voorkeur onder de branders van het gasfornuis of in de oven. Dit laatste gaf natuur lijk wel eens verwikkelingen. Toen wij bijvoorbeeld in diezelfde oven wat hapjes wilden opwarmen, roken wij iets verdachts en even later vlo gen de goesen er gillend uit! Gelukkig was er slechts wat schroeischade, maar geleerd hadden ze er niets van. Het waren ook alleseters; het was moeilijk ze van tafel te houden en ze waren er zó met een belegde boter ham vandoor. Ook met de ganzen hadden ze doorlopend plezier; als een gans, zich van geen kwaad bewust, rustig gras aan het eten was op het gazon, slopen de goesen stiekem on der de gans en beten hem dan fiks in een poot. De reactie van de gans was dan hoogst vermakelijk. Toen de ganzen eieren gingen leggen was ook geen ei veilig voor de man goesten. Ze zijn er namelijk dol op en ze gapten elk ei waar ze hun voorpootjes op konden leggen. De manier waarop mangoesten eieren kapot maken is zeer curieus. Ze ne men het ei tussen hun voorpoten en gooien het dan met volle kracht on der hun achterpoten door, kijken heel geïnteresseerd om en herhalen dit proces totdat het ei kapot is. Eten het daarna met veel enthousiasme op, maar ongelukkig genoeg maken ze na deze nogal ruwe consumptie geen toilet. En dat roken wij dan de vol gende dag wel! Vaak hebben wij naar deze twee vro lijke vrinden gezocht. Doodstil lagen ze soms onder de dekens en lakens aan het voeteneind van het bed en waren echt niet van plan uit zichzelf daar weg te gaan. Ook moesten wij ze zo af en toe bij de overburen terug halen, maar steeds, hetzij vroeg in de morgen of als wij weggeweest waren, kwamen deze olijkerds met aanvalshouding. De dierenarts wist dit kennelijk niet. Het misverstand is snel opgehelderd na een bezoekje aan de uiltjes bij ons thuis waar al gauw bleek dat de uilen vol leven waren. Wanneer iemand hun kooi naderde wiegden ze allemaal luid sis send heen en weer. Het was werkelijk een kostelijk gezicht. In oktober stuurde Dick Russell, verkoopleider N.B.L., uit Aba twee vreemde snuiters. Het waren katachtige viervoeters met een lange behaarde staart, een ruwe vacht, een grappig intelligent kopje met kraaloogjes en een echte graaf- neus (Cusimanse mongoesten). Ze staan te boek als echte slangevangers. Onze goesen (zo noemden wij ze) hadden dit waarschijnlijk niet van hun ouders geleerd. Ze werden echter wel opgewonden als ze een slang roken. Toen ze van de reis bekomen waren, ontpopten ze zich als echte knuffeldiertjes. Niemand was veilig voor hun nieuwsgierigheid en bij elke vreemde vlogen ze om 't hardst hetzij in zijn broekspijp of onder zijn over hemd! Als ze dan hun kopje met die lange neus en guitige ogen een paar knopen lager ot hoger naar buiten wroetten, was dit altijd weer een evenement. Ze hadden de vreemdste Dit is Tigger twee echter, maar door een toevallige samenloop van omstandigheden kon den wij van een handelaar die langs de deur kwam een zelfde exemplaar kopen. Nog geen vier dagen later was deze ook weggevlogen. Wederom kon den wij gelukkigerwijs een ooievaar bemachtigen, dit keer van een voor bijganger. Wij kregen echter argwaan toen ook dat exemplaar weer ver dween. Al heel gauw kwamen wij er achter, dat men ons steeds dezelfde vogel trachtte te verkopen. Op een gegeven ogenblik verraste de tuinman ons met een nest white faced owls, ballen witdons met ouwelijke kale gezichtjes. De uiltjes waren nog erg jong en moesten met de hand gevoerd worden hetgeen een heel kar wei was. Hun voedsel bestond uit vlees vermengd met veertjes en stuk jes huid. Toen de tijd gekomen was deze vogels naar Artis te sturen, gaf de dieren arts tot onze verbazing geen gezond heidsverklaring af, wel een briefje waarin stond dat voor dieren in een dergelijke conditie geen gezondheids verklaring afgegeven kon worden. Wat bleek echter? Zodra het karton waarin ze zaten geopend werd, gin gen de uilen op hun rug liggen met de poten omhoog. Dit is hun normale

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 22