DIERENVRIEND D. VAN LUCHTBRUG NAAR ARTIS III Evenals in de Kerstnummers van 1963 en 1965 kunnen wij u ook deze keer weer vergasten op een smakelijk verhaal over de belevenissen van de familie Van Dam met de vele dieren, die ook in de afgelopen twee jaar weer voor kortere of langere tijd een gastvrij en liefderijk onderdak vonden in en om hun huis in Kaduna (Nigerië). Wij mogen nu zo langzamerhand wel verklappen, dat het vooral mevrouw Van Dam is geweest, aan wie wij de totstandkoming van deze artikelenserie te danken hebben. Bovendien was zij het, die de verzorging van vooral de heel jonge dieren op zich nam. Dit vroeg niet alleen veel tijd maar bracht soms ook aller lei problemen zoals „Hoe breng ik een jonge hyena groot?" met zich mee. Voor uw aandeel in beide opzichten (zonder uw zorg voor de dieren was er ook geen verhaal over de dieren) hartelijk dank, mevrouw Van Dam! In de tuin te Kaduna. V.l.n.r. Christien, me vrouw Van Dam, Maarten, Gerard, en Barend. In het midden een grijze duiker, links daarvan Snuf-snuf, de moeder bosbok en op de voor grond een spoorwiekgans. "LJET IS ALWEER twee jaar geleden dat we u op de hoogte brachten van het dierenleven in en om ons huis in Kaduna. De afgelopen twee jaar zijn er horden dieren door en langs dat huis getrokken, meestal op weg naar Artis, soms op weg naar de vrijheid en een enkele keer naar Blijdorp. Er is van november 1965 tot novem ber 1967 veel gebeurd, veel droevige momenten, veel plezierige, maar ook uiterst spannende dagen brachten wij met ons allen in ons huis aan de Etsuroad door. Er zijn dagen geweest dat wij (met ons zessen) er woonden met Putah de hond, zes papegaaien, drie genetkatten (wilde katten), twee mongoesten, wel dertig klipdassen, negen ganzen, de bosbokken, een rode duiker (dwerg-antiloop), enkele grij ze duikers, eekhoorns, spoorwiekgan- zen, slangen, ooievaars, kraanvogels, stekelvarkens, schildpadden, enzo voorts. Eind november 1965 kregen wij een prachtige viereneenhalve me ter lange python. Vreemd genoeg mocht ik deze niet thuis hebben. Ik heb hem toen maar op kantoor onder gebracht. Hij was heel tam en vrien delijk en daar ik door omstandighe den gedwongen was enige dagen op de brouwerij te verblijven (de familie was al met verlof vertrokken) sliep de python op het voeteneinde van het veldbed. Toen hij de eerste keer op onderzoek uitging en ik wakker werd van een vreemd gevoel op mijn gezicht ben ik, ten zeerste verontrust toen ik wist dat het de slang was die met zijn gespleten tong mijn gezicht af tastte, doodstil blijven liggen totdat hij na een voor hem geruststellend onderzoek, het zich behaaglijk ging maken. U kunt zich de reacties van bezoekers wel voorstellen als zij er gens in een hoek van het kantoor een echte, levensgrote python ont dekten! Dit heeft ongetwijfeld stof tot gesprek geleverd. Begin 1966, toen wij met verlof gingen, hebben wij, Bambi, Snuf, Èokkum en de rest in de veilige Een van de Royal Storks. 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 20