Tijdens de drijfjacht in het bos heeft het wild een goede kans om te ontkomen. De heer De Rooy, die ook de introductie voor deze drijf jacht voor ons verzorgde, staat hier schietklaar. in telkens een andere richting worden weggeschoten. Voor de jager is de kleiduivenbaan de plaats-bij-uitstek om zich te bekwamen in het schieten. Bovendien gebeurt dit laatste daar niet ten koste van het wild. DE JAGER Een bekwaam schutter is echter niet zonder meer een goede jager. Daar voor zijn nog andere eigenschappen nodig. Een goede jager heet een wei delijke jager en is een man, die er vanuit gaat, dat het wild de kans moet hebben te ontkomen. Een man, die nooit een haas in de pot (in zijn leger) of een konijn, dat onderloopt (in de pijp verdwijnt) zal schieten evenmin als eenden, die op het water zitten. Een man, die ook niet tot het laatste stuk wild doorgaat (hetgeen trouwens bij de wet verboden is) en die bij een minder goede stand van het veerwild bijvoorbeeld de hennen zal sparen. Om onze eigen weidmannen aan het woord te laten: „Als er geen jagers waren zou de wildstand degenereren, zelfs wellicht verdwijnen. Door de jacht worden de zieke en oude dieren afgeschoten en blijven de sterkste, de snelste en de slimste over. De jager heeft bovendien de plicht schadelijk wild zo veel mogelijk af te schieten. Hij kan zelfs, als hij in dat opzicht in zijn gebied tekortschiet, aansprake lijk gesteld worden voor de schade". Zij zien verder de jacht „als een tijdverdrijf, waarbij je actief bezig bent, onderwijl genietend van de natuur. Je trekt er niet op uit om zoveel mogelijk wild te schieten; ook als je de hele dag op jacht bent ge weest en op niets de vinger krom hebt kunnen maken, voel je je geluk kig." Het komt ook voor dat de jager zijn geweer thuis laat. Wanneer voor het wild de slechte tijden van lange of strenge winters zijn aangebroken, gaat hij er op uit om de dieren het voedsel, dat zij zelf niet meer kunnen vinden, te brengen. Een goede jager dient verder over een enorme, parate kennis te beschikken. Hij moet alle dieren (in zijn gebied, maar ook de trekkers) kunnen aanspreken, dat wil zeggen met name noemen, de vele soorten kunnen onderscheiden, hun gewoonten kennen, op de hoogte zijn van de (verschillende) tijdvakken, waarin de jacht op bepaalde wild soorten geopend is en tenslotte, weten welke dieren beschermd zijn. Dit zijn dan nog maar de hoofdzaken! OP JACHT In de betrekkelijk korte tijd, waarin deze reportage tot stand kwam, heb ben wij uiteraard slechts een tamelijk oppervlakkige indruk kunnen krijgen van de jacht zelf. En dat betrof bovendien alleen de jacht op klein wild. De oudste, als jager, van ons kwartet is de heer De Lange. Het jagen zit hem gewoon in het bloed. En geen wonder, want overgrootvader en grootvader De Lange beoefenden Stilleven bij de heer Van den Ackerveken thuis. In Poppel maakten we dit „jachttableau". Oud-jachtopziener Van den Ackerveken met in zijn hand een dassepels en rechts van hem op de foto enkele van de vele jachttrofeeën, die hij zich in de loop der jaren verwierf: een paar roofvogels, een wezel en een vos. reeds de jacht, evenals vader De Lange, die ondanks zijn zeventig jaar nog niet van zins is zijn geweer aan de wilgen te hangen. Zijn zoon Gerrit, geboren en getogen in Landsmeer, een dorpje onder de rook van Am sterdam, waar hij nog steeds woont, ging al op zijn tiende jaar met hem mee op de jacht. Twaalf jaar oud begon hij te sparen voor een geweer, op zijn achttiende ging hij zelfstandig jagen. Hij woont dicht bij zijn jacht gebied, dat hij met zijn boot, een zogenoemde jagersjol, in een kwartier tijd bereiken kan. Als lid van een combinatie (enkele jagers die samen een gebied pachten) mag hij in dertien polders, in totaal 25 tot 30.000 hectare land en water, jagen. Het waterwild, eenden en snippen, is bij hem favoriet. Terwijl de drijvers het wild opjagen staan de jagers, hier de heer Kappen, opgesteld aan de rand van een open plek of langs een breed bospad. VOOR DE VOET Op de dag, 17 oktober jl., waarop een woedende storm over Nederland raasde, vergezelden wij de heer De Lange op een jacht in een van die polders, niet ver van Broek in Water land. Ondanks de ook voor de jacht bijzonder ongunstige weersomstandig heden, zagen wij nog enkele wilde eenden (waarvan hij er twee schoot) en verscheidene hazen, die vlugger dan normaal het geval is „eruit kwamen" en het hazepad kozen. Op één na. HUTJACHT Een week later deden we het op een middag nog eens over, nu met de boot. Deze keer zagen wij hoe een hutjacht in zijn werk gaat. Daarbij worden enkele lokeenden, levende en nagemaakte, zo natuurgetrouw moge lijk op het water in de nabijheid van de hut uitgezet. Zo'n hut kan bestaan uit een grote houten kist (zonder deksel en bodem) waar omheen riet- schoven geplaatst worden. De jager

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 12