/Cóninqinnelje spelen ONZE KINDERTON 't Is woensdagmiddag. Josien en Truus hebben vrij van school. Maar ze kunnen niet buiten spelen, want het regent. Daarom zijn ze bij Josien thuis. „Gaan jullie maar op de zol der spelen", heeft Josien's moeder gezegd, „dan hebben jullie de ruimte. Ga maar modeshowtje doen met de oude kleren die daar in de kist lig gen." Dat vonden Josien en Truus een leuk plan. Op een holletje zijn ze naar boven gegaan, naar de zolder. Er zitten heel wat oude kleren in de kist. Een voor een trekken ze die aan. Een plezier dat ze hebben! „O kijk eens", roept Truus, „hier heb ik een heel deftige jas en nog een hoed ook. O, wat gek!" „Die moet je aan doen en dan deze jurk ook. Ik weet wat", zegt Josien, „dan ben jij een koningin, ik haal even mamma's lip penstift en dan zal ik je mooi maken, ja?" Truus knikt. „Ja zeg, dan kun nen we lachen." Josien gaat naar be neden en komt even later terug met een lippenstift en een poederdoos. Truus trekt een jurk aan die hele maal tot op de grond hangt. Dan moet ze gaan zitten. Josien pakt de lippenstift en smeert de lippen van Truus vol. Ze doet het natuurlijk veel te dik. De mond van Truus wordt hoe langer hoe groter. Dan nog een dot poeder op haar gezicht en klaar is Truus. Josien zoekt in de kist naar nog meer kleren. Zij is hofdame en moet er natuurlijk ook deftig uitzien. Ook zij vindt een jurk, een jas en een hoed. Vlug trekt ze alles aan. „Truus", zegt ze, „nou moet jij je vlechten uit elkaar halen, los haar is veel mooier." Truus doet dat en in tussen kloddert Josien ook haar eigen gezicht onder. Ze moeten allebei heel erg lachen. Ze zien er zo raar uit in die kleren! „Kom", zegt Josien, „dan gaan we naar beneden, dan kan mamma het ook zien." Langzaam gaan ze de trappen af. Dat moeten ze heel voor zichtig doen, want anders vallen ze over hun lange kleren. Dan gaan ze de kamer in. „Hier komt de konin gin!" zegt Josien. Maar dat hoeft ze helemaal niet te roepen, want haar moeder is niet in de kamer. „Mam ma", roept Josien. Ze krijgt geen antwoord. „Je moeder is natuurlijk boodschappen doen", veronderstelt Truus. „Denk ik ook", Kom mee, dan gaan we naar buiten, 't is nou toch droog", stelt Josien voor. „Goed", zegt Truus. Samen gaan ze naar buiten. Met een deftig gezicht lopen ze door de straat. „Ha, moet je nou eens zien!" roepen een paar kinderen. „Dit is de koningin en ik ben haar hofdame", verklaart Josien. Ze lopen allemaal met Josien mee. Het wordt een hele optocht. De men sen in de huizen kijken allemaal naar hen. De meisjes hebben zo'n plezier, dat ze Josien's moeder niet eens aan zien komen. „Josien, je moeder!" roept één van de kinderen ineens. Josien schrikt. Zou moeder boos zijn dat ze zo de straat opgegaan zijn? Daar is haar moeder al bij hen. „Zo, deftige dames, gaan jullie met me mee?" „Ja mam, kijk, Truus is de koningin en ik ben haar hofdame", zegt Josien. ,,'t Is fraai", lacht moe der. „Willen de koningin en haar hofdame wel een glas limonade?" „Graag, mevrouw mamma", zegt Josien. Lachend gaan ze dan naar huis, waar de koningin en haar hof dame limonade krijgen, met een rietje, vanwege de lippenstift! Leny

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 22