beeldje maakte. Danielle vertelde
hierover: „Je kunt zo lekker afreage
ren zonder dat een buitenstaander iets
merkt van wat je denkt, hoe je bui
is."
Toen Danielle met boetseren begon
nen is, is ze meer op gezichten gaan
letten. „Veel karaktertrekken", aldus
Danielle, „kun je uit de lijnen van
een gezicht lezen. Als ik bijvoorbeeld
iemand wat beter leer kennen, zie ik
zijn karakter in het gezicht terug
komen."
Zij heeft ook een tijd gehad dat lelijke
gezichten haar bijzonder aanspraken.
Juist omdat in een lelijk gezicht veel
meer te zien is dan in een erg mooi
gezicht. Danielle maakt dan ook geen
mooie symmetrische gezichten. „Nie
mand heeft een gezicht waar helemaal
niets aan mankeert. De een heeft een
te grote neus en een ander weer een te
grove mond. En zo zijn er zoveel
dingen."
Danielle gaat als volgt te werk: De
klei, die zij per tien kilo in een winkel
voor schilder- en tekenbenodigdheden
koopt, wordt in natte doeken gewik
keld en blijft zo een tijdlang staan tot
het zacht genoeg is. Dan stampt ze
de klei goed in elkaar zodat binnen in
de klei nergens een opening zit. Daar
na wordt de klei bewerkt. Met de
handen wordt de hals erin geknepen.
Je moet daar wel sterke vingers voor
hebben, want het gaat veel moeilijker
dan het lijkt. Vervolgens wordt aan
het hoofd en het gezicht vaag vorm
gegeven. De kaken en de kin worden
zichtbaar en de neus wordt gevormd.
De neus vindt Danielle erg belangrijk,
omdat die veel accent aan een gezicht
geeft. Zij kijkt dan hoe de neus ge
worden is en ziet langzamerhand het
gezicht voor zich dat het worden
moet. Dan worden de ogen gemaakt.
Als het gezicht klaar is vormt zij de
oren, wat ook erg moeilijk is, kijk
maar eens hoe ingewikkeld een oor
er uit ziet. Als laatste maakt zij de
haarpartij.
Danielle maakt liever een hoofd van
een man dan dat van een vrouw. De
lijnen van een vrouwenhoofd zijn veel
zachter en als er een fout gemaakt
wordt is die erg moeilijk weg te wer
ken. Bij een mannenhoofd gaat dat
veel gemakkelijker.
Overal haalt Danielle haar inspiratie
vandaan. Om een voorbeeld te noe
men: Als op school (zij studeert
's avonds) de leraar voor het bord
staat en zijn schaduw valt op het
bord, trekt dat haar op een gegeven
moment. Zij haalt er dan iets uit,
maakt vlug een schets en verwerkt
daarvan later weer iets in een van
haar koppen.
Danielle heeft nooit les in boetseren
of tekenen gehad. Het zit gewoon in
de familie. Haar grootmoeder kan het
ook ontzettend goed. Die heeft vroe-
Schets van een bestaand beeldje.
ger verscheidene prijzen gewonnen.
Danielle is met deze kunstuitingen
opgegroeid en had „het" ook in haar
vingers. Dat zij nooit les heeft gehad
is natuurlijk ergens te merken. Dat
weet ze. „Daarom", zegt ze, „zijn de
landschappen die ik schets ik werk
graag met landschappen altijd
vaag. Ik weet dat ik fouten maak,
maar die wil ik niet zo duidelijk naar
voren laten komen. Vandaar die
vaagheid." De fouten zijn echter hele
maal niet storend, alleen een „kenner"
ziet ze. De kopjes, die u op bijgaande
foto kunt zien, zijn niet de enige die
Danielle gemaakt heeft. Het zijn wel
de enige die zij nog heeft. Het groot
ste gedeelte heeft ze weggegeven. Als
zij iemand erg graag mag, wil ze
hem of haar iets geven, wat helemaal
van haarzelf is. Zij moet dan wél van
tevoren weten dat die iemand het ook
waardeert. Heel erg blij is ze dan met
de reactie van zo iemand. Zij heeft
zich echter voorgenomen geen koppen
meer weg te geven, omdat ze er zelf
steeds meer in gaat zien. U hoeft dus
echt niet te proberen om extra goed
bij haar in de smaak te vallen, want
heus, u krijgt geen van haar koppen.
Engels landschap, dat Danielle vanuit de trein zag en later op papier zette.
7