frQalf^nkie en Aee ocn2>en ONZE KINDERTON Midden in een heel groot bos staat een huis. Het huis van de boswachter. Die boswachter heeft twee kinderen, een tweeling. Het meisje heet Ankie en het jongetje Leo. Ze zijn vijf jaar. Iedere dag spelen ze in het bos. Als het mooi weer is en als het regent. Ja, als het regent ook. Dat kan best, want ze hebben een hut gemaakt. Vader heeft hun daarbij geholpen. Over een diepe kuil hebben ze een heleboel takken gelegd, daarover heen een groot stuk plastic, wat ze van hun moeder hadden gekregen en daar weer takken en bladeren over. Ze kunnen altijd heel leuk spelen in hun hut. Op een dag zitten ze daar weer. Leo heeft heel veel bloemen geplukt en Ankie heeft de hut met die bloemen versierd. Heel de morgen zijn ze er mee bezig geweest. ,,Hè", zegt Leo, „ik heb er honger van gekregen." „Ik heb ook honger. Laten we maar naar huis gaan", zegt Ankie. Eén voor één kruipen ze uit de hut. „Zul len we nog een klein omwegje ma ken?" vraagt Ankie. „Waarom?" ..Dan kunnen we nog een bos bloe men plukken voor moeder, dan zijn er thuis ook bloemen." „Nee hoor", zegt Leo, „ik heb net zo'n honger." „Maar een klein eindje kan toch wel? We gaan vast nog niet eten." „Nou, een heel piepklein eindje dan", bromt Leo. De tweeling gaat een zijpaadje in waar heel veel bloemen staan. „Kijk eens wat een grote bos ik al heb", zegt Ankie even later. „Sst, ik hoor wat, luister eens", zegt Leo. Ankie luistert. Ja, ze hoort ook iets. Maar geen van beiden weten ze wat ze horen. „Zullen we even gaan kijken?" vraagt Leo. „Goed", zegt Ankie. Sa men gaan ze van het paadje af, in de richting vanwaar het geluid komt. „Het lijkt wel of er iemand huilt!" zegt Ankie. „Ja, maar hoe kan dat nou? Er komen hier haast nooit men sen", zegt Leo. Ze begrijpen er niets van, die twee. Steeds verder gaan ze de struiken in. Ankie schaaft haar armen en Leo heeft een grote schram over zijn been. Maar ze gaan de goede kant op, want het geluid wordt steeds duidelijker. „Weet je wat ik geloof", zegt Leo, „dat het een hond je is." „O ja, vast", zegt Ankie. „Zou hij zich pijn gedaan hebben?" Verder gaan ze weer. En dan ja hoor, daar ligt een klein bruin hondje in het gras. Met smekende oogjes kijkt hij naar de tweeling. Zijn ene pootje bloedt. „Och, wat zielig", zegt Ankie en knielt bij het hondje neer. „Heb jij je pijn gedaan, hondje? Hoe komt het dat je pootje bloedt?" Ze pakt het hondje op. Dat kan best, want het is maar een heel klein hondje. „Mis schien weet vader wel hoe we hem beter kunnen maken", zegt Leo. „O ja", zegt Ankie, „dat weet vader vast wel." Dan gaan ze weer terug. Door de struiken naar het paadje. En dan naar huis. Om beurten dragen ze het hondje, want het wordt toch wel een beetje zwaar. „Hij heeft denk ik ook wel honger", zegt Ankie even later. „O, ik ook, hoor", zegt Leo. Hij was het helemaal vergeten. Na een poosje zijn ze thuis. Maar vader en moeder zien ze nergens. Ze nemen het hondje mee naar de keu ken. Ankie pakt een washandje, maakt het nat en wast heel voorzich tig het bloed van het hondepootje af. Dat gaat erg lastig, want het hondje trekt steeds zijn pootje weg. Het doet natuurlijk een beetje pijn. Dan komt hun moeder binnen. „Zo ondeugden, zijn jullie daar eindelijk? Het eten is al lang klaar. Wat doen jullie daar en o, Leo en Ankie, wat zien jullie er uit!" Leo en Ankie kijken elkaar aan. Ja, ze zitten allebei vol met zwarte vegen en schrammen. „We hebben een hondje gevonden, mam, zo zielig!" zegt Leo. „Ja mam, hij heeft zijn pootje zeer gedaan", zegt Ankie. Moeder komt dichterbij en kijkt naar het hondje. „Nou, dat is zeker zielig. Maar gaan jullie je eerst maar even wassen, dan zorg ik intus sen voor het hondje. Hij is met een paar dagen wel weer beter." „Ja mam, echt?" vraagt de tweeling. „En mogen wij hem dan houden?" „Ja hoor", zegt moeder, „want ik geloof niet dat hij van iemand anders is." Dansend van blijdschap gaan Leo en Ankie naar boven om zich te wassen. „Fijn hè, dat we nou een echt hondje heb ben", zegt Ankie. „Nou", zegt Leo, „en wij zullen er wel voor zorgen dat hij zich nooit weer pijn doet." Leny 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1967 | | pagina 20