^baantje en het bubbeltje ONZE KINDERTON Dit is het verhaal van Daantje. Hij is een jongetje van zes jaar. Net als alle andere jongetjes van zijn leeftijd gaat Daantje naar de grote school en zit hij in de eerste klas. Toch ver schilt hij in één ding van zijn klasge nootjes en weten jullie waarom? Daantje vindt altijd wat. Dat lijkt misschien vreemd, maar toch is het waar. Elke morgen komt hij op school met een gevonden voorwerp. Een knoop, een potlood, een glazen knik ker bijvoorbeeld, maar elke dag wat anders. Nu is het op de school waar Daantje gaat zo, dat wanneer iemand van de kinderen iets heeft gevonden, hij alle klassen langs mag om te vragen van wie het is. En zo kun je Daantje elke dag door de school zien wandelen. De andere jongens zijn wel eens ja loers op Daantje, want als je door de school mag lopen hoef je niet naar de les. Toch is Daantje niet lui. O nee, helemaal niet. Want als hij weer terug is in de klas, werkt hij des te ijveriger om de verloren tijd weer in te halen. Na een paar weken wordt het echter zo erg, dat de juffrouw Daantje er van verdenkt dat hij zelf zijn „ge vonden voorwerpen" meeneemt van huis. Op zekere morgen komt het jongetje op school met de mededeling: „Juf frouw, ik heb een dubbeltje gevon den.",, Zo zo," zegt de juf, „een dub beltje nog wel. Dan moet je maar eens gauw de klassen langs gaan om te vragen van wie dat dubbeltje is, vind je ook niet?" Daantje knikt en gaat welgemoed op stap. Klas in, klas uit, maar niemand heeft een dubbeltje verloren. Als hij weer terug is in zijn eigen klas, heeft hij het dubbeltje nog steeds in zijn hand. „Weet je wat je doet?" vraagt de juf dan. „Leg het hier maar bij mij op tafel. Als er dan straks mis schien toch nog iemand om komt, kunnen we het hem zo geven." Even later is iedereen druk bezig met sommen maken. Daantje ook, want hij is een hele tijd weggeweest en moet dus heel veel inhalen. Als het bijna twaalf uur is, haalt de juffrouw een schrift uit haar tas. Iedereen weet wat er gaat gebeuren. De juf gaat geld ophalen voor het schoolreisje. Zestig cent betalen ze elke maand. En van die gespaarde centjes gaan ze over een paar weken heerlijk een dag uit. Om de beurt iopen ze naar het tafeltje van de juf- frouw om het geld neer te leggen. Op het laatst heeft alleen Daantje nog niet betaald. Als de juffrouw opkijkt, ziet ze dat hij nog heel ijverig bezig is met sommen maken. „Daantje," zegt de juffrouw vriende lijk. „Heb jij ook je centjes voor het schoolreisje meegenomen?" Het jon getje schrikt op. „O j ja juf," zegt hij zachtjes. Meteen begint hij verwoed in zijn tas te zoeken, maar het schijnt een hele tijd te duren, voor hij eindelijk zijn portemonnee heeft ge vonden. „Kom Daantje, een beetje opschieten hoor. Het wachten is op jou," zegt de juf vermanend. Schui felend loopt Daantje naar voren en blijft aarzelend bij het tafeltje staan. „Wat is er?" vraagt de juffrouw. „Ik ik heb maar twee kwartjes bij me," komt hakkelend het hoge woord eruit. „Zo. En waar is dan dat ene dubbeltje?" „Dat heb ik verloren," zegt Daantje met een verlegen stem metje, maar tegelijkertijd ziet de juf frouw, hoe hij steeds maar naar dat dubbeltje, dat hij heeft gevonden en dat nog steeds op dezelfde plaats op tafel ligt, staat te kijken. En dan in eens gaat de juf een licht op. „Daan tje," zegt ze, zó zacht, dat niemand van de anderen het kan horen, „is dat dubbeltje misschien van jou?" Met gebogen hoofd en een hoogrode kleur knikt Daantje ja. „En waren al die andere dingen die je steeds ,vond' ook van jou?" Weer knikt Daantje. „Zul je me beloven dat je dat nooit meer zult doen?" „Nee juf, ik zal het nooit meer doen," zegt het kereltje. En het is waar, jongens en meisjes. Vanaf die dag heeft Daantje al die jaren dat hij nog op school is geweest nooit meer iets „gevonden". 26

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1966 | | pagina 28