~H,ce koning l/QcikebcLk
~blans een Lesje gafi
Het is woensdagmiddag. Hans, die vrij is
van school, ligt in de tuin in het gras. Hij
verveelt zich. Wat zal hij nu eens gaan
doen? Hij heeft deze middag al zoveel
kattekwaad uitgehaald, dat hij gewoon
niets nieuws meer kan verzinnen. Weten
jullie wat hij bijvoorbeeld al gedaan
heeft? Onderweg van school naar huis
heeft hij een vogelnestje leeggehaald. De
eieren wilde hij meenemen naar huis,
maar opeens kwam hij de boswachter te
gen en toen is hij zo bang geworden dat
hij ze vlug heeft weggegooid. Vinden jul
lie dat nu niet ondeugend van Hans?
Zoiets zullen jullie toch nooit doen, is het
wel? Daarna heeft hij de hond van de
buren zo hard aan de staart getrokken,
dat het beest jankend van de pijn is weg
gelopen en voor hij naar de tuin ging
heeft hij de melk van de poes weggestopt,
zodat ze nu niets heeft om te drinken.
Ja, Hans is een heel ondeugend jongetje,
dat hebben jullie natuurlijk al wel ge
merkt.
Nu ligt hij dus in het gras en kijkt om
hoog naar de wolken. Wat vreemd, som
mige wolken lijken precies op dieren. Een
schaap, een leeuw en heel in de verte ziet
hij nog een beer, net als die uit de dieren
tuin.
„Wat zou er toch allemaal achter die
wolken zitten?" vraagt Hans zich hardop
af. „Zou je dat graag willen weten?"
klinkt er opeens een stem bij zijn oor.
Hans schrikt! Weten jullie wat er naast
hem staat? Een reusachtige vogel, met
vleugels die bijna net zo groot zijn als die
van een vliegtuig. „Klim maar op mijn
rug", zegt de vogel tegen Hans, „dan zal
ik je wel eens laten zien, wat er achter de
wolken is." Eigenlijk is Hans nog wel een
beetje bang, maar hij is ook zo nieuws
gierig, dat hij zijn angst al heel gauw
vergeet. Hij klimt op de rug van de grote
vogel, slaat zijn handjes heel stevig om
zijn hals en even later vliegen ze al
hoog boven de aarde, steeds verder naar
de wolken. Voorzichtig kijkt Hans naar
beneden. Oei, wat diep. En wat is zijn
huis ver weg en klein. Hij klemt zich
nog een beetje beter aan de vogel vast.
Stel je voor dat hij naar beneden zou
vallen. Steeds kleiner en kleiner worden
de huizen en steeds hoger en hoger vliegt
de vogel. Als ze een poosje hebben ge
vlogen, vraagt Hans: „Zijn we al gauw
boven de wolken?"
„Ja hoor, we zijn er bijna. Kijk maar
eens naar links. Daar staat het paleis van
koning Wolkebolk, de koning van de
wolken en daar gaan we heen." Hans'
mond valt bijna open. Zoiets moois heeft
hij nog nooit gezien. Wat een prachtig
paleis. Het is heel groot en helemaal wit.
„Oh zegt hij dan. „Gaan we daar
heen?"
En ja hoor, daar zijn ze al voor het
paleis. De vogel belt aan en even later
lopen ze in een prachtige gang, die hele
maal versierd is met kleine witte wolkjes.
Hans kijkt zijn ogen uit.
Als aan het eind van de gang de deur
opengaat, weet Hans helemaal niet meer
wat hij ziet, zo mooi is dat. Achter in
een heel grote zaal, zit koning Wolkebolk
op zijn troon. Dit is niet zomaar een
troon, o nee, dit is een troon, die van
wolken is gemaakt. „Kom eens wat dich
terbij Hans", zegt de koning. Schuife
lend komt Hans naar voren. Hij is een
beetje bang voor de oude man met de
sneeuwwitte baard. Maar als hij het
vriendelijke gezicht van de koning ziet,
weet hij dat hij helemaal niet bang hoeft
te zijn. „Dus jij bent Hans", zegt de
koning. Hans knikt. „Ja, ik heb jou al
heel vaak gezien, als ik op het wolken
balkon naar de aarde stond te kijken",
zegt de koning dan. „Vanmiddag heb ik
je ook nog gezien en wat je toen hebt
gedaan, was niet zo lief, vind je dat zelf
wel? Vogelnestjes uithalen, honden en
katten plagen, foei, dat doet een grote
jongen zoals jij bent toch niet?" Hans weet
niet wat hij moet zeggen. Hij schaamt
zich zo voor deze vriendelijke koning, die
dat allemaal heeft gezien. O, had hij het
maar niet gedaan.
„Kom eens met me mee", zegt koning
Wolkebolk dan. „Ik zal je eens wat laten
zien." Weer loopt Hans dan de lange
gang door, maar nu gaan ze naar de an
dere kant van het paleis. Ze komen in
een heel groot vertrek en als Hans naar
binnen kijkt, moet hij opeens heel hard
huilen. Want weten jullie wat Hans daar
ziet? Alle dieren, die hij altijd zo heeft
geplaagd, zijn daar bij elkaar en kijken
hem heel verdrietig aan. Hij ziet de vogel
die hij vanmiddag van haar nest heeft
weggejaagd, de hond, die nog steeds pijn
heeft en de poes, die steeds maar miauwt,
omdat ze zo'n dorst heeft. Maar er zijn
nog veel meer dieren, want Hans heeft al
zoveel dieren geplaagd. Hij wordt nu heel
bang en als hij opzij kijkt naar de koning,
ziet hij, dat deze hem heel boos en heel
verwijtend aankijkt. O, wat is hij toch
verschrikkelijk ondeugend geweest. Hij
wil al deze verdrietige dieren niet meer
zien, hij wil naar huis, naar moeder. Hans
loopt heel hard weg, het paleis uit, maar
hij is van schrik helemaal vergeten dat hij
op een wolk is en opeensOpeens is er
geen grond, of beter gezegd geen wolk
meer onder zijn voeten en Hans valt
valtvalt, steeds dieper, steeds sneller
gaat hij naar beneden. Hij begint heel
hard te huilen en te gillen, hij kan zich
nergens aan vast houden. Maar dan
juist op het moment dat hij op de grond
valtWat gebeurt er dan? Dan wordt
hij met een gil wakker Want Hans
heeft alles gedroomd. Het was een heel
nare droom. Maar toch is deze droom
een goede les voor hem geweest. Want
vanaf deze dag, de dag dat hij droomde,
dat hij bij koning Wolkebolk in het paleis
is geweest en daar alle dieren zag, die hij
heeft geplaagd, heeft Hans nooit meer
één enkel dier kwaad gedaan.
36