*f-{et Mannetje
nit 2>e bzieoenous
ONZE KINDERTON
Bij het postkantoor van het stadje
Knobbeldrecht kwamen vaak klach
ten binnen. De mensen klaagden dat
de brieven die zij van hun familie of
kennissen ontvingen, waren openge
maakt. Maar hoe de meneren van het
postkantoor ook zochten en speurden,
ze konden niet ontdekken wie de
dader was.
Niemand wist dan ook. dat er in de
grote brievenbus op het marktplein
een heel klein mannetje woonde.
Pinkie Ponkei heette hij en hij was
maar vijftien centimeter lang. Pinkie
vond die brievenbus een prettig huisje,
vooral omdat hij zo verschrikkelijk
nieuwsgierig was. Als er een brief in
de bus plofte, maakte hij hem heel
vaak open en dan las hij bij het
streepje licht dat door de gleuf naar
binnen viel wat erin stond.
Het was altijd een gevaarlijk ogenblik
als er iemand van het postkantoor
kwam om de brievenbus te legen.
Maar daar wist Pinkie Ponkei wel
raad op. Zodra hij de sleutel in het
slot van het deurtje hoorde knarsen,
verborg hij zich snel onder de klep
van de brievenbus. Daar kon niemand
hem zien.
's Nachts kroop hij door de gleuf van
de brievenbus naar buiten. Hij wan
delde over het verlaten marktplein
naar de bakkerswinkel, klauterde daar
door de brievenbus naar binnen en
deed zich te goed aan de brood
kruimpjes en taartkruimeltjes die er
lagen. Zo bracht hij ook een bezoek
aan de slagerswinkel waar hij de
afgevallen stukjes worst opat en aan
de melkwinkel waar hij zo veel melk
opslobberde als hij maar wilde. Daar
na ging hij weer terug naar zijn brie
venbus.
Op zekere ochtend zag hij hoe er met
veel moeite een heel dikke brief door
de gleuf werd gewrongen. Plof
daar viel hij naast hem neer. Tjonge,
wat zou erin zitten? Pinkie probeerde
de brief open te scheuren, maar dat
ging niet zo makkelijk. Hij kreeg
maar een klein stukje van de envelop
open. Hij was echter zó nieuwsgierig,
dat hij door deze opening in de
envelop kroop. Brrr wat was het
daar binnen benauwd. Wacht eens,
wat voelde hij daar! Dat leek wel een
gezicht. Een gezicht gemaakt van
lapjes.
Plotseling wat was dat? De bus
werd geleegd! Pinkie Ponkei kon niet
meer wegkomen. Hij bleef doodstil in
de envelop liggen en werd zo mee
genomen naar het postkantoor. Het
werd een angstig avontuur, maar ein
delijk, na een lange reis, plofte de
brief ergens in de gang van een huis.
Toen de envelop werd opengescheurd,
hield Pinkie zich doodstil. Met ge
sloten ogen en kloppend hartje hoorde
hij een zware stem zeggen: „Zo, dat
is aardig, ik krijg een paar nieuwe
poppen voor mijn poppenkast. Maar
wat ziet die ene er vreemd uit! Hij
lijkt wel van vlees en bloed. Kom,
over een half uurtje moet ik een
voorstelling geven, dan kan ik ze
meteen voor het eerst gebruiken."
Pinkie werd in een grote kist gedaan,
waarin een heleboel mooi geklede
poppen lagen. Toen een tijdje later
het deksel weer open ging, waren ze
in het binnenste van een poppenkast.
Eén voor één moesten de poppen
optreden. Eindelijk was ook Pinkie
aan de beurt. Hij werd door de man
bij zijn beentjes gepakt en boven de
rand van de poppenkast geschoven.
Kijk, daar zaten allemaal kinderen.
„Dag kindertjes", zei de poppenkast-
man met een hoog stemmetje. „Ik
ben eh ik ben maar ach,
hij wist niet zo gauw een naam te
verzmnen.
„Ik ben Pinkie Ponkei", riep Pinkie
nu zelf. „Zeg jongetje op de eerste rij,
wat heb jij in dat zakje zitten? Wat
zeg je? Dropjes? Mag ik er eentje
proeven?" Terwijl de kinderen har
telijk lachten, bracht het jongetje een
dropje aan de nieuwsgierige Pinkie,
die het smakelijk opsmikkelde. Wat
hadden de kinderen een pret!
De poppenkastman haalde Pinkie
terug. „Jij jij b .bent geen pop,
jij leeft!" stamelde hij verbaasd.
In een paar woorden vertelde Pinkie
hoe hij in de envelop was gekomen.
„Hè toe mijnheer", zei hij, „mag ik
bij u in de poppenkast blijven? Dat is
veel leuker dan in de brievenbus,
want nu kan ik aan de kinderen aller
lei dingen vragen!"
De poppenkastman vond het best. Hij
zorgde goed voor Pinkie Ponkei en
deze kreeg een heerlijk leventje.
Jim Keulemans
27