I
Op het eiland Korfoe, kort voor de inscheping.
vroegen of ik hen in mei Holland kon laten zien en dat
was alles. We hadden een gezellige avond en morgen,
om over zessen gingen de laatste gasten weg. Mijn
vrienden en ik hadden nog geen definitieve afspraken
gemaakt, dus gingen wij naar bed. Wij dachten allemaal:
wij zullen wel zien. er is nog tijd genoeg voor de zomer
begint.
In mei kreeg ik een brief uit Engeland van de vier
Australische meisjes, die mij tijdens de reünie hadden
gevraagd of ik hen wat van Holland kon laten zien. Een
week ging ik met ze op stap. Veel bezienswaardigheden
in Holland hebben zij gezien, maar nog lang niet alles.
In juni kwam de grootste verrassing: een brief uit Enge
land van mijn zeven vrienden met het plan een oude
autobus te kopen en in te richten als caravan. Zij vroegen
of ik mee wilde voor drie maanden Europa door. Zo ja,
of ik dan meteen driehonderd gulden wilde sturen voor
mijn aandeel in de bus, de onkosten, voedsel enzovoort.
Ik kon niet gauw genoeg schrijven: natuurlijk wilde ik
mee!
Dertig juni vertrok ik uit Amsterdam naar Duinkerken
in Frankrijk, waar de boot aan zou komen met de bus
en vijf van de zeven vrienden. De andere twee waren in
Wiesbaden (Duitsland), waar zij werkten als verpleegsters
in het Amerikaans ziekenhuis. De boot arriveerde de
eerste juli om vier uur in de middag. Ik stond al om één
uur op de pier. Ik was zenuwachtig en allerlei gedachten
tolden door mijn hoofd: wat voor een bus zou het zijn,
het kan nooit veel zijn voor 1.000 gulden en daarmee
moeten wij de Alpen over?
Na drie uur wachten, wat mij een hele dag leek, kwam
de boot eindelijk aan. Mijn vijf vrienden waren niet aan
dek. Toen ik vroeg of er ook Australiërs aan boord
waren, was het antwoord „ja", zij waren feest aan het
vieren. Het duurde niet lang of zij kwamen aan dek.
Na verloop van een uur zag ik de bus bij de douane
staan. Ik kon mijn ogen niet geloven: een Bedford van
1950, fel rood met blauwe spatborden. Ook de douane
beambten keken hun ogen uit. Ik liep naar de bus en
stapte er in. Potten, pannen, koffers, alles stond schots
en scheef. Ik zag wel een aanrecht met een kraan, een
gasfornuis, kastjes, maar geen bedden. Toen wij de
grens over waren en op weg gingen naar Wiesbaden,
merkte ik dat de bus bijzonder goed reed, tachtig km
per uur was niets.
Op weg naar Wiesbaden stopten wij om te slapen en
toen zag ik hoe het met de bedden in elkaar zat. De
banken werden uit elkaar gehaald en met behulp van
pennen en buizen kregen wij twee vier-persoonsbedden,
een vóór en een achter, met een afscheiding er tussen.
De volgende dag arriveerden wij in Wiesbaden om de
andere twee op te halen. Amerikaanse vrienden van de
meisjes kwamen vragen wat zij konden doen, monteurs
keken naar de bus of alles in orde was, de olie werd
ververst, anderen brachten voedsel. Zij vonden alles even
geweldig. Toen wij twee dagen later vertrokken, hadden
wij onder andere een voedselvoorraad voor ongeveer
twee maanden, afkomstig van het Amerikaanse leger,
vijfhonderd liter benzine, twintig liter olie, sigaretten en
bier. Het meeste ervan hadden we gekregen en voor de
benzine hoefden we slechts de inkoopsprijs te betalen.
Van Wiesbaden ging onze route via Frankfurt naar het
mooie Heidelberg. Die morgen, nadat we de bus boven
op een berg dicht bij een klein fonteintje geparkeerd
hadden, moesten wij allemaal vreselijk lachen om een
van de jongens. Hij voelde zich zogenaamd smerig en
ging er op uit om zich te wassen bij het fonteintje. Dit
bestond uit de kop van een leeuw uit wiens bek een
straaltie water kwam. Toen hij zich ingezeept had begon
het afspoelen. Dat was komisch, het straaltje was zo
klein dat hij meer dan een half uur nodig had om zich
af te spoelen. De rest van de dag hebben we Heidelberg
bekeken.
Van Heidelberg gingen we naar Karlsruhe, we waren
vier dagen in het Zwarte Woud en daarna kwamen we
in Zwitserland aan. Weer was er veel belangstelling toen
onze bus kwam aanrijden. Wij hingen allemaal uit de
bus toen we bij de douane arriveerden. Gelukkig zagen
zij niet dat onze kofferruimte vol zat met voedsel.
In Bazel ontmoetten wij twee Australiërs die wij kenden
van de boot. Wij stopten, wisselden belevenissen uit en
de jongens vertelden ons waar we allemaal voor uit
moesten kijken.
De volgende negen dagen ging het door Zwitserland via
Bern, Thun, Interlaken, Brienz, Zurich naar Liechten
stein. Het gebeurde herhaaldelijk dat de automobilisten
nu eens lachten en dan weer vloekten als zij ons niet
konden passeren in dit bergachtige land en vaak moesten
tientallen wagens een hele tijd achter ons blijven. Het
verkeer werd meestal geregeld door iemand die op het
schuifdak zat. Maar Red Fred (Rooie Fred), de naam
die de bus had gekregen, weigerde niet, al ging het maar
met een snelheid van ongeveer 15 km per uur de bergen
op. Zelfs de hoogste bergen zijn wij op geweest.
In Oostenrijk veranderden wij van route. Na Innsbruck
gingen we terug naar Duitsland om het concentratiekamp
Dachau te bezichtigen. Dat is iets wat iedere toerist die
in de buurt van München komt, moet zien.
In München brachten wij een bezoek aan het Hofbrau
De Spaanse band die de meisjes een serenade bracht.
12