geasfalteerde weg, die van Bohinjska Jezero naar de Savica-waterval leidde. Ik zei: „bepakt en bezakt" en daar is dan niets teveel mee gezegd. Wij stonden aan het begin van zo'n tachtig km lange voettocht en ik kan u verzekeren, dat dit zo het een en ander aan voor bereidingen vergt. Speciale, van profielzolen voorziene bergschoenen, dikke sokken en bij voorkeur een ruige, Noorse trui vormen de onmisbare attributen voor iedere geoefende of ongeoefende bergbeklimmer. Onze kleine rugzakken puilden uit met de hoogstnodige levens behoeften: plakken chocolade, brood, repen spek, worst en mineraalwater. Beslist nodig voor wij een van de vele berghutten zouden bereiken! De laatste mistflarden zagen wij heel in de verte achter de hoogste toppen wegglijden en alles wees op een, klimatologisch bezien, veelbelovende dag. Mijn vriendin Mihela, 19 jaar, klein van gestalte en uiterst serieus, was al jaren gids en ik wist, dat ik mijn lot rustig aan haar kon toevertrouwen. Trouwens, dat was mij al tijdens onze 'Triglav'-tocht in 1963 gebleken; zij is voor mij de beste gids die er bestaat. De weg boog nu langzaam af om het rimpelloze, diep-blauwe meer heen en even voor de Savica-waterval (op ongeveer 800 meter) sloegen wij een steil omhooglopende, rots achtige weg in. Wij moesten nu de, door de Alpinisten Vereniging aangebrachte, markeringen (ronde, wit-rode cirkels) zeer goed in de gaten houden. Het was een van de weinige oriëntatiepunten, die wij verder nog zouden tegenkomen. Weliswaar stond de zon nog laag aan de hemel, maar toch transpireerden we reeds als een waterval. Ik kan u garanderen, dat het zeker voor een bewoner der lage landen, niet meevalt al klimmende te worden 'geteisterd' door een steeds in kracht toe nemende zon. Maar daar was het meegebrachte water goed voor. Wij hielden er een flink tempo in; dit was trouwens noodzakelijk, omdat Mihela na twee dagen weer haar studentenbaan als receptioniste in een jonge- renhotel moest opvatten. Het was dus inderdaad jachten geblazen. Wij hadden inmiddels het derde meer achter ons ge laten en waren in een omgeving gekomen, waarvan men nauwelijks meer van bebossing kan spreken. Lang zamerhand kwamen de naakte, kale rotsen in onze nabijheid. Wij waren aangeland bij de hut 'Triglavkih Jezerith' op een waarschijnlijke hoogte van 1700 meter. Ons oponthoud hier was kort. We wisselden onze ervaringen uit met andere alpinisten, zetten onze hand tekeningen in het handtekeningenboek en namen met een brede armzwaai afscheid. Verder gingen we weer! Verder, het onbekende tegemoet. Het onbekende, dar iedere bergliefhebber telkens weer prikkelt. Hoe gaat de 'weg' verder? Hoe zal de natuur met al haar kuren en grillen reageren? Is er een sneeuwstorm op komst? Niemand die het weet! Het blijft altijd een eenzaam gevecht van de mens tegen de natuur en de bergen. Maar juist dit onzekere en gevaarlijke element, dat de alpinist altijd boven het hoofd hangt, is een levensgrote uitdaging, welke niet onbeantwoord mag blijven! Nadat wij genoemde hut al weer heel wat uren lopen achter ons hadden gelaten, zag ik voor het eerst in mijn nog jonge leven, hoe grillig deze natuur wel kan zijn. De hellingen en toppen der rotsen waren met een ongeveer negentig cm dik sneeuwkleed bedekt en door de vorst van de afgelopen nacht spiegelglad geworden. Een ongekend en spectaculair verschijnsel voor deze tijd van het jaar! Mihela stelde mij voor de terugtocht te aanvaarden; zij achtte een verdere beklimming een te groot risico voor een ongeoefende bergbeklimmer, als ik inderdaad ben. Zij had gelijk! Volkomen gelijk! Het was immers de eerste keer, dat ik, hoog in de bergen, Heel in de verte ziet u de berghut, waar wij de nacht doorbrachten. sneeuwhellingen zou moeten bedwingen. Maar ik was eigenwijs, of misschien juister uitgedrukt, razend ver langend om deze belevenis te ervaren, te ervaren, zoals de Slovenen dit ieder jaar doen. En ik bleef bij mijn besluit: ik moest en ik zou de top bereiken, sneeuw of geen sneeuw! Dus trokken wij verder, ons onderweg aansluitend bij twee Tsjechen, maar gelooft u mij: ik heb het geweten! Het allereerste begin viel mee. Reuze mee zelfs! Maar Langs een der zeven bergmeren ligt een gerieflijke hut, die de berg beklimmer een goed onderkomen biedt. In deze streek van Joego-Slavië treft men wel gemzen aan en een niet ongevaarlijk soort slangen. 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1965 | | pagina 15