De arme zieke Kerstman woelde met twee handen door zijn baard. „Ook dat nog. hatsjie. riep hij. „Nu kan het helemaal niet doorgaan, hatsjie!' „Waarom niet?" vroeg de Eerste Minister. „In onze hoofdstad heb ben we een groot hertenpark. En daarin zullen best een paar herten zijn die graag de plaats van uw rendieren innemen." „Ja maar, hatsjie....", zei de Kerstman, „gewone herten kunnen niet zo bliksemsnel lopen als mijn rendieren. Zij zullen veel te veel tijd nodig hebben om van de ene stad naar de andere te rennen." „Ik heb een idee!" juichte de sprookjesverteler. „We hebben hier toch vijfentwintig reserve kerst mannen. Als alle vijfentwintig Kwibbeltjes zich nu als Kerstman verkleden en we geven iedere Kwibbel een slee met twee herten ervoor uit de hertenkamp, dan kunnen ze ieder één stad en een paar dorpjes voor hun rekening nemen. Op die manier zal toch ieder kind en ieder groot mens in het land op tijd zijn kerstcadeau tje krijgen!" Ja, dat was een prachtig plan. De Eerste Minister liet vijfentwintig kleermakers komen en die maak ten nog dezelfde dag vijfentwintig kerstmanpakken en kerstmanmut sen. Ook liet de Minister de vijf entwintig beste timmermannen uit het land vijfentwintig sleden ma ken. En voor elke slede kwamen toen twee herten te staan, die erg trots waren dat ze mee mochten doen. Koudneus, de eskimo, laadde de pakjes in de sleden en toen het donker was, trokken de Kwibbel- kerstmannetjes erop uit. „Denk er om dat jullie niet lachen!" had de echte Kerstman nog gezegd. „Want dan zien de mensen en de kinderen jullie zwarte tanden." De Kwibbeltjes en de herten deden erg hun best. Zij kwamen dan ook mooi op tijd met hun werk klaar. De Kerstman was heel erg tevre den over hen. Hij bedankte alle vijentwintig Kwibbeltjes en de vijftig herten hartelijk. Daarna nam de sprookjesverteller de Kwibbeltjes weer mee terug naar tovenaar Robbenol, die ze een krimpdrankje gaf, zodat ze weer krompen en gewone kaboutertjes werden. En weten jullie wat ze als beloning van de Kerstman mee kregen toen ze weer naar hun ka bouterdorp in het Grote Beuke- nootjesbos gingen? Een grote zak met zoute drop. En reken maar, dat ze daar blij mee waren. Maar ze moesten de Kerstman wel be loven, dat ze voortaan iedere mor gen en iedere avond hun tanden zouden poetsen. En dat hebben ze ook altijd gedaan, zodat nu alle Kwibbeltjes weer mooie witte tandjes hebben! Jim Keulemans

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1964 | | pagina 49