n
VAN ONZE VERENIGINGEN
UITVOERING MANNENKOOR EN
TONEELCLUB
Het Mannenkoor in één van zijn „zware" nummers.
Hoe gezellig zang (laten we het
ouderwetse en zwaar belaste woord
„koor"-zang nu maar eens gaan ver
geten) is om naar te luisteren èn
uit te voeren! bleek wel uit de
reacties na de nummers voor de eerste
en de tweede pauze. De uitvoerenden
beleefden kennelijk ook zelf het
grootste plezier aan deze nummers.
Na de lange pauze, die nodig was
om het décor op te bouwen, kregen
we Bebito op de planken met „Voor
de derde maal".
Ook hier nog een te grote kern van
ouderen, al mag gezegd worden, dat
Rob Franken een heel prettige (jonge)
aanwinst bleek, die iets belooft voor
de toekomst. Lenie Grevink en Mar
leen Schönberger moesten zich dit
maal met wat kleinere rolletjes te
vreden stellen. Mary Kobessen was
de kordate detective; geen gemakke
lijke rol, maar zij heeft zich prima
van haar taak gekweten. De Pieten
Hoogvliet en Kobessen hadden res
pectievelijk als inspecteur en inbreker
een dankbare rol, waar zij beiden iets
goeds van maakten; de eerste was
misschien wat pittiger, vooral in het
begin van zijn optreden, dan de laat
ste. Rietje Kleingeld kreeg andermaal
een oudere dame uit te beelden;, zij
deed dat vanzelfsprekend voortref
felijk als de pinnige Lady Haughs.
Cor van der Velden als William
Marborough en Dries Weeda als Sir
Tacitus Mac O'Connor droegen bij
tot de prettige indruk, die het geheel
achterliet. Vooral van de laatste een
prestatie als wij zijn drukke oktober
maand (afsluiting!) in aanmerking
nemen. Ten slotte oogstten Rie Aanen
en Bep van Ginneke, die respectieve
lijk de rollen van kamermeisje en
butler vertolkten, veel succes met hun
goede spel.
Souffleuse Cobie Kleyngeld deed haar
werk weer voortreffelijk, vooral ten
gerieve van die spelers, die aan pre-
De inbreker en de detective: „Wie ben jij eigenlijk?" (foto's Fotoclub Rotterdam).
Rotterdam, 13 november 1964. Het
Mannenkoor had de laatste jaren de
wind niet in de zeilen bij haar uit
voeringen, ondanks de vaak bijzonder
aantrekkelijke en gevarieerde pro
gramma's (denk eens aan de storm
achtig toegejuichte „Russen" en de
Douane Harmonie, die een ovatie
kreeg!) De belangstelling bleef uiterst
matig, wat men ook deed.
Ditmaal had men gezamenlijk met
Bebito een avond gearrangeerd, een
experiment (zo mocht het echt wel
heten, ook van de zijde van Bebito),
dat geslaagd mag worden genoemd
De zaal was vrijwel geheel gevuld
toen voorzitter Bijl van het Mannen
koor zijn openingswoord sprak. Dit
ondanks het traditioneel slechte
weer, dat men na de pauze achter in
de zaal aan den lijve ondervond via
een fikse lekkage, die (helaas voor de
spelers) de nodige hilariteit verwekte.
Ook nu oogstte het koor, dat zich
noodgedwongen had moeten laten
versterken door bevriende zangers
van Pakhuismeesteren, weer veel sue-
De gasten zijn vol aandacht voor Sir Tacitus,
die het geheim van zijn alarminrichting uitlegt.
ces, vooral in de populaire nummers
„Strauss' Klange" en „Frei weg", een
wandellied. Een vingerwijzing welke
richting men in moet slaan om het
publiek van 1965 te boeien en
het Mannenkoor de versterking te
geven, die het zo heel dringend be
hoeft.
De woorden van voorzitter Bijl waren
in deze niet mis te verstaan. Er zullen
de komende maanden toch zeker tien