De huisbrouwerij, zoals die in een kelder van 't Knijpke in Maastricht door Paul van Auben werd ingericht. te Pilsen, in Duitsland de brouwerij-afdeling van het Deutsches Museum te München en in Engeland kon hij niet anders vinden dan een verdwenen brouwerij, die behouden had moeten blijven. Dat de Britten, die zó op traditie en geschiedenis gesteld zijn en die ook zoveel bier drinken, zo zorgeloos zijn omgesprongen met hun enige brouwerijtje-op-historische-grondslag, is onbegrij pelijk. Dan komen wij er beter af, want wij hebben er nog een in het openluchtmuseum in Arnhem en een in Maastricht, terwijl de oudste brouwerij van Neder land (tevens oudst geregistreerde bedrijf „überhaupt") „De Sleutel", anno 1433, te Dordrecht, wel niet door hem werd bezocht maar o.i. toch wel degelijk genoemd had mogen worden. Er is daar werkelijk nog wel iets interessants te zien al zijn het alleen maar de oude gereedschappen en vooral de oude sfeer, die er nog steeds hangt. In België bezocht hij het Brouwershuis te Brussel, de brouwerij te Bokrijk (openluchtmuseum) en het Brouwershuis te Antwerpen. We hebben voor u het belangrijkste Belgische en de beide Nederlandse musea bezocht. Drie musea, drie verschillende sferen. In alle drie de gebouwen waren vrijwel compleet alle brouwersbenodigdheden bijeengebracht en toch ademden alle drie een andere geest, zou men kunnen zeggen. Brouwershuis te Brussel Dat te Brussel is ongetwijfeld het rijkste en volledigste. Het is ook rijk en voornaam ondergebracht, weliswaar in een kelder opgemetseld van rode baksteen, maar toch onderdeel van een machtig gildepaleis, alom bekend als het „Brouwershuis" of in het Frans „Maison des Bras- seurs". Al zoudt u geen belangstelling hebben voor oude ambachten, dan toch kan een bezoek aan dit pand u van harte worden aangeraden. Het hoge, voorname huis stamt uit de Middeleeuwen en staat in de rij met andere Een ander deel van de Maastrichtse brouwerijkelder met onder andere enkele originele brouwersgereed schappen. 29

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1964 | | pagina 31