Deze afbeelding geeft een voorstelling van de wijze van brouwen in vroeger eeuwen. In elk geval hebben wij daardoor veel van die kannetjes en pullen onbeschadigd in ons bezit gekregen, terwijl er anders misschien alleen maar scherven zouden zijn overgebleven. Men zou overigens zo zeggen, dat we bijkans bedolven zouden moeten kunnen worden onder de restanten van de vroegere brouwnijverheid. Want bedenkt u eens dat er een tijd was de Middeleeuwen waarin er steden waren in Nederland, die meer dan 100 brouwe rijen hadden. Delft had er 100 op een bepaald tijdstip, toen Haarlem er 120 en Gouda er zelfs 126 telde. Maar Amersfoort spande de kroon met 350 brouwerijen bin nen haar stadsmuren. Nu moet men zich van die brou werijen natuurlijk geen al te grootse voorstelling maken, want het merendeel was huisbrouwerij en slechts enkele brouwers gingen er op den duur toe over voor derden te brouwen. Het werd dan hun hoofdberoep, terwijl het bij die anderen een nevenzaak was en bleef. Men brouwde voor zichzelf en de familie en ook wel voor een aantal buurtgenoten, dat zelf daartoe geen gelegen heid had, de kunst niet voldoende verstond of er geen lust in had zich met het brouwen van bier bezig te houden. Maar wèl dronk iedereen bier. Want bier was een gezonde drank. Men was namelijk doodsbenauwd in de steden water te drinken. Het water der beken en rivieren was weliswaar vrijwel niet verontreinigd en zo er al enige onzuiverheid in voorkwam, dan was zij op geen stukken na te vergelijken met die van ónze tijd. Maar in de bewoonde oorden werd datzelfde schone en drinkbare water verontreinigd door de pri vaten en alle afval dat men op die waterlopen loosde. Het werden als het ware open riolen. En er heersten in die tijden tal van ernstige besmettelijke ziekten, waar onder de pest de zwarte dood die soms op onvoorstelbare wijze onder de bevolking huishield. Er was echter nog geen waterleiding, zodat moeilijk de zo noodzakelijke zindelijkheid in acht kon worden geno men. Het drinken van water was derhalve dat wist men wel levensgevaarlijk en vandaar dat Karei V alleen maar in plaatsen logeren wilde, waar hij bier kon drinken en niet op water was aangewezen! Het water, dat voor de bierbereiding werd gebruikt, was soms wel zuiverder, maar ook lang niet altijd van ziek tekiemen vrij. Maar het werd gekookt en bovendien kunnen typhus- en cholerabacillen in bier niet leven! Het waterprobleem was misschien wel het belangrijkste vraagstuk, waarvoor de vroegere brouwers zich gesteld zagen. In Overveen aan de voet van de duinen lieten de Haarlemse brouwers het Brouwerskolkje graven en van daar de Brouwersvaart, die hen schoon en helder water moest geven voor hun in Haarlem gelegen brou werijen. Ook de Delftse Schie schijnt hoewel dit minder zeker is op een dergelijke manier ontstaan te zijn. Ontwikkeling van de brouwerij Alvorens u nu iets te gaan vertellen over dat wat ons geslacht tenslotte nog bijeen heeft weten te brengen aan oude brouwersgereedschappen en brouwerijbeno digdheden, laten wij eerst ir. Ëmmens aan het woord, die zo vriendelijk was voor ons een inleidend technisch gedeelte te schrijven. Voor de lezer van dit artikel zo schreef de heer Emmens is een brouwerij een complex van gebouwen met grote koperen ketels en tanks, een ingewikkelde installatie voor de voorziening van water, stoom en kracht en talloze machines, die grotendeels automatisch werken. Vroeger was dat anders. Een brouwerij was een hand- werkbedrijf, soms iets groter, soms iets kleiner, maar altijd een handwerkbedrijf. Op deze foto, die jaren geleden in „De Sleutel" gemaakt werd, ziet u enkele oude brouwersgereedschappen afgebeeld. In Dordrecht noemde men deze werktuigen (v.l.n.r.) roergaffel, satzkruk, brouwers reek of -riek, roergaffel en laik. 26

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1964 | | pagina 28