Ook de andere kant
moet bekeken worden.
V.l.n.r. Adrie, de heer
Brandt, die engineer is
op de Freetown brou
werij, de heer Bouman
van Shell, Wim, mevr.
Brandt en een jongen
uit het naburige vissers
dorpje.
kracht) lijn en ik met een 16 kg lijn. Adrie ge
bruikte een nylon ondereind en ik een van roestvrij
staaldraad. Als aas gebruikten we stukken inktvis.
We wierpen ongeveer 40 meter uit de kust en ik
kreeg het eerste beet, maar na een paar minuten ver
loor ik mijn buit. Vijf minuten later riep Adrie:
„Maar nu heb ik er wat aan, Pap" en trillend en
zwetend begon hij zijn vangst op te takelen. Na
ettelijke „uitlooppogingen" van het dier bracht
Adrie zijn prooi dichterbij en toen zag ik een ge
vlekte schim onder water.
„Het is een jonge mantarog, Adrie", riep ik en hield
mijn pikhaak gereed. Toen het dier dichterbij was
gekomen, zag ik dat het, wat we nooit hadden ver
wacht, een schildpad was. Ik legde de pikhaak weg
en slaagde erin het dier, toen het tegen de rotsen aan
kwam, bij de achterpoten (of vinnen) te pakken en
hoger op te trekken, ervoor zorgend, dat hij me
geen knauw in mijn (toch niet al te dikke) kuiten
gaf.
Samen droegen we het exemplaar verder de rotsen
over en stopten het in de badkuip van het „Shell"
strandhuis. Nauwelijks was ik terug en had ik mijn
lijn in het water gebracht of ik had beet. Het leek
wel, of er een onderzeeër aan zat en ik rekende
erop, dat ik een grote pijlstaartrog had aangeslagen,
want het dier trok met een behoorlijke snelheid door
de slip van de molen. Ongeveer zestig meter uit de
wal kwam hij boven en toen zagen we dat het weer
een schildpad was.
Deze was echter veel groter en dus, mede door zijn
gewicht, in staat, behoorlijk strijd te leveren. Steeds
weer opnieuw ging hij er snel vandoor en liep de
molen gierend af. Af en toe kwam hij boven water
om lucht te happen en het geluid van zijn in- en uit
ademing was duidelijk te horen. Op dat moment
kreeg ik medelijden met het beest om zijn wan
hopige pogingen. Na ongeveer 20 minuten strijd
gelukte het mij hem langszij te brengen en mijn zoon
Wim, geholpen door een plaatselijke visser, trok
hem op. De inheemsen hadden nog nooit meege
maakt, dat er op deze manier schildpadden werden
gevangen en zij spraken er dan ook onverbloemd
hun bewondering over uit. Men vangt wel eens
schildpadden, maar dan meestal als ze in een net
verstrikt raken of als ze aan land komen om hun
eieren te leggen. Niemand had er ooit van gehoord
en daarom wil ik onze vangst aan puur geluk of
toeval toeschrijven. Zoals ik reeds zei, wekten de
schildpadden ons medelijden en onze sympathie op en
daarnaast waren we ze dankbaar voor het geleverde
gevecht. Ook nummer twee ging in de badkuip en
Een week na de schildpaddenvangst trokken Wim en Adrie er met
een boot op uit. Zij brachten 50 pond vis mee naar huis en de buit
bestond uit drie barracuda's (een soort zeesnoek) en twee kauri's.
16