ONZE GASTEN In de winter zien we in onze tuinen en parken hoe de vogels, vooral bij invallende koude, de nabijheid zoeken van de mens, die voor de nodige bijvoeding zorgt. Ze tonen duidelijk dat ze rekenen op onze dagelijkse leverantie door op vaste tijden bij voeder tafels of voor de ramen onze komst af te wachten. Gedeeltelijk zijn het dezelfde soorten die we in de zomer zien en horen, zij het niet altijd zo dicht bij huis, maar toch ontbreken er zomervogels op het appèl. De reden is duidelijk. Vele diersoorten heb ben een beperkt menu. Vogels die voor hun voeding grotendeels of uitsluitend op insekten zijn aange wezen, zoals de fluiters en de zwaluwen, móéten ons des winters verlaten. Vogels die kunnen overscha kelen op afval van de menselijke tafel, op brood, kaaskorstjes, spekzwoerd enz., kunnen met onze hulp de tijd van voedselschaarste met succes door staan. Toch wil dat niet zeggen dat het dezelfde indivi duen zijn als in de zomer. Mussen en een deel van de merels blijven meestal hier, maar de meeuwen die u des winters voert uit het raam van de flat of aan de rand van de parkvijver zijn beslist geen land genoten, maar meestal vogels uit Denemarken en omgeving, terwijl onze broedvogels naar elders zijn getrokken. De vink op uw voedertafel is niet de vink die verleden zomer zat te slaan in de boom voor uw huis, maar waarschijnlijk ook een Scandi- naviër, terwijl onze Hollandse vink nu al wel in Ierland zit. De kievit, die de zomer boven de Vlaardingse Vlietlanden duikelde, kan intussen ge sneuveld zijn in een Franse braadpan, want, zeggen de Fransen: Qui n'a pas mangé vanneau ne connait pas bon morceau, maar de kieviten die het hier bui ten de stad nog proberen vol te houden tot de vorst doorzet, zijn een paar maanden geleden zonder moeite het IJzeren Gordijn gepasseerd. Die meeuwen hebben groepsgewijs hun eigen „wijk" in de stad waar ze dagelijks heengaan om de kost op te halen. De nacht brengen ze gemeenschappelijk door, meestal op het water op stille plekken buiten de stad, waar ze des avonds naartoe vliegen. Ook kleine vogels in de tuin hebben hun vaste dag- en nachtverblijven, waar ze zich aan houden. Alleen bij strenge koude komt er concentratie op de beste plekjes: in de meest beschutte bosjes en bij de best voorziene voedertafels. Wat is het niet een prettig werkje voor de kinderen die voedertafel te verzorgen en op te letten wat voor vogels er komen. Het watervlugge roodborstje met zijn iele pootjes en donkere kraaloogjes, de luidruchtige spreeuwen en de bonte mezen. Om te proberen, waar dat mogelijk is, de mannetjes van de vrouwtjes te onderscheiden. Dat lukt bij de mussen: het mannetje donkerbruin met witte vleugelstreep jes, grijs schedelkapje, zwarte bef, het vrouwtje meer lichtbruin met gele wenkbrauwstreepjes. Bij de koolmees: het mannetje met zwarte, brede en lange stropdas over de onderzijde, het vrouwtje met smaller en kleiner dasje. Bij de vink: het bonte, blauw-en-rose pronkende mannetje en het geelbrui ne, musachtige vrouwtje, toch beide van de mussen 10

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1964 | | pagina 12