25-jarig jubileum J. H. de Vos
Afscheid mej. A.
H. E. Veenendaal
De eerste zilveren jubilaris in 1964 was de heer J. H. de Vos,
van de garagewerkplaats in Rotterdam, die op 27 februari jl. 25 jaar
in onze dienst was.
De eerste jubilaris in 1964 was de heer J. H. de Vos,
van de Rotterdamse brouwerij, die op 27 februari jl.
het feit herdacht, dat hij 25 jaar geleden in onze dienst
trad.
Begonnen in de bottelarij, was de heer De Vos vervol
gens korte tijd in het magazijn werkzaam om in 1947
naar de garage over te gaan. Tot 1957 behoorde hij tot
degenen, die een belangrijk aandeel hebben gehad in
het eigen wegtransport, dat aanvankelijk het was
kort na de oorlog maar moeilijk op gang kwam. Uit
die tijd stamt dan ook menig sterk (maar waar) verhaal.
In 1957 ging de heer De Vos over naar de garagewerk
plaats, waar hij onder meer belast is met de reparaties
aan de diverse bedrijfswagens. Zoals in Rotterdam
gebruikelijk is, werd de jubilaris 's middags bij de be
drijfsleiding ontvangen, bij welke gelegenheid de heer
Van Rossem hem, mede namens de directie, dankte voor
hetgeen hij in de afgelopen jaren in het belang van de
brouwerij had gedaan. Het was tevens de eerste keer,
dat de heer Van Rossem in zijn functie van bedrijfsleider
van de Rotterdamse brouwerij een jubilaris het bij het
jubileum behorende embleem opspeldde. Daarna begaf
men zich naar Hollandia, waar de heer Sweben namens
het personeel van de werkplaats en de heer Zwam
namens het jubileumfonds van de garage geschenken
overhandigden. Velen, collega's en bekenden, waren
naar de receptie gekomen om de heer De Vos met zijn
jubileum geluk te wensen.
Na een dienstverband van bijna 40
jaar nam mej. A. H. E. Veenendaal,
chef postkamer te Rotterdam, op
24 januari jl. in de geheel gevulde
raadskelder officieel afscheid van de
brouwerijgemeenschap aldaar.
Met nadruk vermelden we officieel,
want het was, zoals de heer Berke
meier opmerkte, met dit afscheid een
enigszins „vreemde" geschiedenis. Op
31 december 1958 namelijk was het
dienstverband van mej. Veenendaal
officieel reeds beëindigd wegens het
bereiken van de gestelde leeftijd. Na
dat zij toen voor vijf jaar had „bij
getekend", zou zij op oudejaarsdag
1963 de brouwerij definitief hebben
verlaten, ware het niet dat zij er
langs een achterdeurtje weer binnen
was gekomen. „U komt ons", aldus
de heer Berkemeier, „zij het niet in
onze dienst, nog enige tijd assisteren,
en daar zijn wij blij om." Vervolgens
liet de heer Berkemeier in het kort de
loopbaan van mej. Veenendaal de
revue passeren. Van haar bijna 40
dienstjaren is zij een belangrijk ge
deelte, namelijk 25 jaar, in de post
kamer werkzaam geweest. „U heeft
uw taak, een zeer belangrijke, altijd
16
op perfecte wijze vervuld. U werkte
snel en bijzonder accuraat en u heeft
daarbij aan de meest onmogelijke
vragen voldaan". De heer Berke
meier besloot zijn toespraak met het
overhandigen van een envelop, waar
van de inhoud was bijeengebracht
„door allen die u kennen en waar
deren."
Ook de heer Kleingeld, die niet alleen
als haar directe chef, maar ook
namens het personeel van het secreta
riaat sprak, drukte zijn grote waar
dering uit voor het werk en de
persoon van mej. Veenendaal. Daarna
haalde de heer Kleingeld aan de hand
van enkele anecdotes herinneringen
uit het verleden op. Ook schetste hij
mej. Veenendaal als een sportieve
vrouw: zij was onder andere een van
de initiatiefnemers bij de oprichting
van de wandelclub. Als blijk van
waardering voor zoveel jaren prettige
samenwerking overhandigde de heer
Kleingeld namens de medewerkers en
medewerksters van het secretariaat
een fraaie armband.
Ten slotte dankte mej. Veenendaal
(„Ik had niet gedacht zo onder de
indruk te zijn") voor alles wat haar
Bij haar officiële afscheid op 24 januari 1964
ontving mej. A. H. E. Veenendaal, chef post
kamer te Rotterdam, onder meer een fraaie
armband.
ten deel was gevallen, enerzijds tijdens
dit afscheid en anderzijds in haar
werkkring, waarin zij zoveel prettige
samenwerking en vriendschap had
ondervonden.