de sneeuwbergen moet de hele file rijders het tempo regelen naar de ergste krabbelaar. Eindelijk ben ik via Sloten en over de Fluessen, Heegermeer en de Morra in Stavoren aangeland. Ik merk nu dat het flink is gaan waaien. Het is moordend koud. Onderweg heb ik een paar nare gevallen van bevriezing gezien en ik ben blij, dat ik daar van tevoren zo voor gewaarschuwd ben en dat ik op alles ben voorbereid. Overal voor je uit bevroren, onberijd bare sneeuw en dan ook nog die felle wind, die door alles heen gaat. Lang zamerhand begin ik een hekel te krijgen aan mijn geboorteland. Ik zit vol ijzel. Mijn das en handschoenen zijn stijf, mijn kleren ook. Dat komt door je adem, die op je kleren neer slaat en meteen bevriest. Prettig is het niet. Ik besef, dat ik er niet erg appetijtelijk uitzie, terwijl tegelijker tijd in mijn achterhoofd zich twee woorden vormen 'warm bad', maar dat is nog verre. Snel nu even wat drinken en dan weer vol goede moed verder, ik ben nog niet op de helft. Tot mijn verbazing zie ik, dat de meeste rijders niet verder gaan dan Stavoren. Even denk ik 'Het is gek kenwerk om verder te rijden'. Maar ik zet door. Lange tijd rijd ik samen met twee andere deelnemers. We hebben met die felle wind een tempo van 10 km per uur. Het is trouwens meer lopen en schuiven dan rijden. Het is eenvoudig onzinnig om nog verder te gaan. Een boer zegt, ergens onderweg: „Jongens, schei er toch mee uit, in Bolsward sluit men om twee uur de tocht." Op dit moment stap ik van het ijs en ik heb maar weinig rijders verder zien gaan. Wie om twee uur de controle in Bolsward nog niet is gepasseerd, wordt van het ijs gehaald. Opgeven is vaak moeilijker dan mee doen. Dit is een gevleugeld woord geworden, maar nu begrijp ik de volle betekenis ervan. Het is een waar woord. Een Elfstedentocht is geen evenement voor de massa, althans zo'n barre tocht als dit jaar niet. Van de vele duizenden deelnemers is maar een klein gedeelte tegen de ontberin gen opgewassen. De volgende keer wil ik bij deze laatste, selecte groep zijn. Na de treinreis Stavoren-Leeuwarden ben ik nog net op tijd om de triomf tocht van Reinier Paping mee te maken. Dan, het is intussen zeven uur geworden, aanvaarden we de terug reis. En terwijl wij in een comfortabele wagen over de met sneeuw bedekte Afsluitdijk suizen, worstelen en zwoe gen nog vele rijders in een volledige duisternis tegen de felle wind (wind kracht 8) in om maar dat begeerde Elfstedenkruisje te bemachtigen. Vraagt u het maar eens aan iemand, die zo'n kruisje heeft. Men zal het u met trots laten zien. Waarom ik een volgende keer weer met de Elfstedentocht meedoe? Ach, vult u zelf maar inmisschien schaakt u graag? A. Koornstra 35

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1963 | | pagina 37