WAAROM
ELFSTEDENTOCHT?
Toen het eenmaal zo ver was en ik
besloten had aan de Elfstedentocht
mee te doen, heb ik mezelf daarna
nog dikwijls de vraag gesteld: Waar
om wil je meedoen aan de Elfsteden
tocht? Het antwoord is niet gemak
kelijk. Vraagt u zich ook eens af:
Waarom ben ik verliefd geworden op
mijn vrouw? Waarom verzamel ik
suikerzakjes? Sigarenbandjes? Post
zegels? Waarom speel ik met spoor-
treintjes? Wanneer men heel eerlijk is,
kan men moeilijk een bevredigend
antwoord op dit soort vragen geven.
Ergens is het toch te dwaas dat, wan
neer je in twintig jaar niet meer op
de ijzers hebt gestaan, er ineens die
drang bestaat om te gaan schaatsen.
Wanneer je met een ander over zoiets
praat, hoor je: Kerel je bent gek,
wees toch wijzer! Nu weet ik in de
regel precies wat ik wèl en wat ik
niet wil. Dus koop ik een paar Noren,
geef het roken eraan en ga trainen.
Waarvoor? Wel, voor de Elfsteden
tocht natuurlijk! In het begin gaat het
niet zo best; ik heb het in zo lange
tijd niet meer gedaan en de hernieuw
de kennismaking met de schaatssport
gaat dan ook met verscheidene val
partijen gepaard. Maar allengs kom
ik er beter „in" en dan ga ik (dat
was in de afgelopen, koude winter)
meedoen aan tochtjes. Eerst kleine
ritten, maar daarna komen tochten
van zeventig tot honderd kilometer
geregeld voor. Het is heerlijk wan
neer je, in alle stilte soms, van de
koude, maar o zo mooie natuur kunt
genieten.
Donderdag 17 januari 1963. Morgen
is het de dag van de Elfstedentocht.
Wat ben ik begonnen, ik voel me
ziek, verkouden, rillerig, ik verga van
de zenuwen. Ze bellen me op: ,,Kun
je met ons meerijden om ons onder
weg te verzorgen?" Het zijn drie be
kende wedstrijdrijders. Ik beloof het
hun half en half. Ik ken de weg en
ik ken de spraak: per slot ben ik een
geboren Fries. Dan loop ik de heer
Hof tegen het lijf. „Zeg wat doe je,
je gaat toch met ons mee?" Nu twijfel
ik niet meer, ik ga mee.
Om vier uur 's middags vertrekken
we per auto uit Uithoorn. Tot Leeu
warden wordt er over niets anders
gesproken dan over de tocht. Het is
al avond als we in Friesland's hoofd
stad aankomen. De heer Hof en zijn
vriend hadden reeds ingeschreven via
een relatie in Leeuwarden. Dat scheelt
enorm, want zij zijn bij de groep, die
het eerst mag vertrekken. Ik ga me
nu zo vlug mogelijk aanmelden. Ik
krijg no. 8831 en dat betekent onge
veer negen uur vertrekken. Ik hoor
bij de aanmelding zeggen: „Meneer,
begint u er maar niet aan, voor u
vertrekt bent u al kansloos." Maar
natuurlijk neem ik deze woorden niet
serieus, ik 'ben in een roes en heel
Leeuwarden is een roes, in een sfeer
van een machtige feestdag, 't Is alle
maal heel typisch. Ik ben in deze
streek geboren, maar men moet het
zelf hebben meegemaakt om het te
kunnen aanvoelen. Het is het beste te
vergelijken met de actie „Open het
dorp". Toen was het er ook. Hoe het
komt weet niemand, maar het is er.
Naar onderdak behoeven we niet te
zoeken. Binnen enkele ogenblikken
wordt de heer Hof aangesproken en
even later is alles „beklonken". Je
komt bij deze mensen thuis, je krijgt
eten, een bed en dit alles wordt spon
taan en om niet gedaan. Dat is daar
in Leeuwarden eenvoudig een traditie.
Over betalen wordt niet gedacht of
gesproken: men zou zich erg beledigd
voelen. De meeste Hollanders (de
mensen, die buiten Friesland wonen)
tonen zich hierover zeer verbaasd.
De geroutineerden weten dit allemaal
wel, zij slaan nooit een Elfstedentocht
over, ook niet wanneer ze de zes
33