DIERENVRIEND D. VAN DAM:
LUCHTBRUG NAAR ARTIS
Of we het hobby of liefhebberij moeten noemen
hijzelf zegt: ,,'t Is eigenlijk geen hobby van me"),
doet er weinig toe. Een feit is, dat wij van ir. D. van
Dam, brewery manager van de brouwerij in Kaduna
(Nigerië), een bijzonder aardig verhaal ontvingen
over zijn liefhebberij: het verzamelen van tropische
dieren en het verzenden ervan naar Artis. Wij zijn
de heer Van Dam veel dank verschuldigd voor zijn
bijdrage, waarvoor wij, gezien het aparte karakter
ervan, graag de nodige plaatsruimte in dit Kerst
nummer gereserveerd hebben.
Eigenlijk is het begonnen toen wij in Port Moresby
waren. Dat was in 1960. Port Moresby, gelegen aan
de zuidkust van Nieuw-Guinea in het Australische
gedeelte, is nu niet direct een wereldstad te noemen.
Het heeft ongeveer vijfenzeventig kilometer geas
falteerde weg en dus ben je daar tamelijk snel uit
de „beschaving". In het oerbos rondom Port Mores
by bevindt zich een grote fauna van de meest
vreemde dieren, die je daar inderdaad zó op de
weg tegen kon komen. Bijvoorbeeld reuzehagedissen,
paradijsvogels en allerlei soorten buideldieren. Deze
laatste groep is typerend voor Australië en Nieuw-
Guinea.
De schrijver van het verhaal, ir. D. van Dam, met op zijn schouder de
koeskoes.
Toen wij nu op een zaterdagmorgen de wekelijkse
proviand gingen inslaan, stond er voor de winkel
een man met een lief, klein diertje op de arm. De
kinderen zagen op slag niets anders meer en tegen
beter weten in kochten wij het beestje. Het bleek
een koeskoes, een boombuideldier te zijn, een klein
wollig gevalletje, dat veel deed denken aan een
koalabeer. Het had een lange, koude grijpstaart, die
aanvoelde als een dode vinger! Het was een echt
nachtdiertje, de hele dag lag het in elkaar gerold in
een hoekje te slapen om 's avonds op avontuur te
gaan. Zijn voeding was hoogst merkwaardig: hij at
het eten van de kat (samen met de kat!) even gretig
als de lammetjespap van de kinderen (samen met de
kinderen!) en hij lustte verder even graag perziken
als toast met schelvislever!
Het was jammer, dat wij de koeskoes pas kregen
tegen het einde van ons verblijf op Nieuw-Guinea,
anders hadden wij veel meer kunnen genieten van
dit soort bewoners van het land.
Enkele weken vóór ons vertrek stonden wij voor de
vraag, wat wij met de koeskoes moesten doen. Ge
lukkig had ik van vóór 1940 contact met dr. E. F.
Close-up van een
kameleon.
De drie zoons uit het gezin Van Dam, v.l.n.r. Gerard, Maarten en
Barend, en een huisbediende, hier gefotografeerd met een kameleon
op een tak.
26