"De laatste zit oan het tzeintje ONZE KINDERTON Het aardige stoomtreintje maakte z'n laatste rit. Het was met vlaggen versierd en er reden een heleboel def tige heren mee, die bij het eindpunt om de beurt een toespraakje hielden. Daarna werd het stoomtreintje opge borgen in een hoek van de treinen- loods. Voortaan zou in zijn plaats een nieuwe elektrische trein gaan rijden. Overdag stond het treintje eenzaam in de grote loods. Het was erg treurig, omdat het nooit meer rijden mocht, 's Avonds laat kwamen ook de elek trische treinen in de loods. Voordat ze gingen slapen, plaagden ze het arme treintje dikwijls. „Zo, oude stoompuffer", zeiden ze dan. „Je zult wel gauw naar de sloper moeten, want je begint al aardig te roesten!" Het stoomtreintje kreeg er tranen van in zijn koplampen. Op zekere dag kwamen er een paar mannen naar hem kijken. Zij klopten met hamers tegen zijn wielen, krabden aan zijn verf en liepen door de wa gentjes. „Tja, het is nog een goed treintje", zeiden ze, „maar we kun nen het niet meer gebruiken. Overal rijden er nu elektrische treinen. En er staan ook al genoeg stoomtreinen in de museums. Volgende week moet de sloper maar eens komen om het treintje uit elkaar te halen." Ach, wat had ons stoomtreintje een verdriet. Het voelde zich nog zo sterk en het had nog zo graag heel veel ja ren over de spoorbaan gereden. Twee dagen later was er groot feest in de stad waar ons treintje in de loods stond. De keizer van het verre land Hoppeltanië kwam op bezoek. Daarna zou hij met de mooiste elek trische trein die er was, naar de hoofdstad worden gereden. Maar wat verschrikkelijk! Op het ogenblik dat de mooi versierde trein klaar stond om te vertrekken, was er opeens geen elektrische stroom meer. In de fabriek waar deze gemaakt werd, was iets kapot gegaan. En nu kon de elektrische trein niet rijden! De burgemeester was radeloos. „De keizer van Hoppeltanië moet over een uur in de hoofdstad zijn. Daar staan alle ministers op het perron om hem te ontvangen. Wat moeten we doen?" Plotseling kreeg de stationschef een idee. „Burgemeester", zei hij, „in de loods staat nog een stoomtreintje. Dat heeft geen elektrische stroom nodig." „We kunnen de keizer toch niet in zo'n ouderwetse stoomtrein laten gaan!" riep de burgemeester. Maar het werd steeds later en er was nog geen stroom. „Vooruit dan maar!" zei hij ten slotte. Nu werd het stoomtreintje vlug uit de loods gehaald. Eerst schrok het wel even, want het dacht dat het naar de sloper moest. Maar neen. Het werd haastig een beetje opgepoetst, en in de bak van de locomotief werden kolen geschept. Een oude machinist en een oude stoker moesten ermee rijden. De burgemeester was bang dat de keizer boos zou zijn, omdat hij in zo'n ouderwets treintje moest zitten. Maar de keizer riep verrukt: „Wat een aardig ding is dat!" Hij ging zelfs bij de machinist en de stoker op de loco motief staan om precies te zien hoe alles werkte. Toen de keizer in de hoofdstad aan kwam, zat hij vol zwarte vegen. Maar dat vond hij niet erg. De hele dag sprak hij met de ministers over niets anders dan over het aardige stoom treintje. „Weet je wat", zei de eerste minister. „De keizer is zo dol op dat treintje, we geven het hem cadeau!" Zo ge zegd, zo gedaan. Toen de keizer een week later met een groot schip terug ging naar Hoppeltanië, was het trein tje ook aan boord. Hoppeltanië is een woest land, waar nog geen spoorwegen zijn. Maar de keizer liet in de grote tuin van zijn prachtige paleis een klein spoorlijntje aanleggen. Als hij zich maar eventjes kon vrijmaken, ging hij met het stoom treintje rijden. Dat vond hij heerlijk. En het stoomtreintje zelf? Dat was nog nooit in zijn leven zó gelukkig geweest! Jim Keulemans 15

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1963 | | pagina 17