JZoQc de zcoez
Roldo Roldini was rover van zijn
beroep. Hij had fonkelende ogen, een
woeste zwarte baard en in zijn broek
zak droeg hij een groot pistool.
Iedereen die hem zag, was bang van
hem. Maar toch was Roldo Roldini
geen goede rover. Als hij een rijke
reiziger had beroofd en de man begon
te huilen, dan kreeg Roldo zo'n mede
lijden, dat hij al het geld weer terug
gaf. En als hij "s nachts ging stelen in
een huis waar kinderen waren, dan
legde hij altijd een paar snoepjes
naast hun bedjes neer.
Roldo Roldini zag er wel woest uit,
maar hij was erg goedhartig. Daar
door kwam het ook dat hij arm bleef.
Als hij eens een keertje veel gestolen
had, kreeg hij zo'n spijt dat hij bijna
al het geld weggaf aan arme mensen.
Toen het dertien september was, ging
Roldo Roldini naar het Geheimzinnig
Bos. Elk jaar kwamen daar op die
datum alle rovers uit het hele land bij
elkaar. Ze hielden er hun Algemene
Roversvergadering.
De rovers vertelden elkaar op die
vergadering in welke steden en dorpen
je moest oppassen voor de politie en
ze maakten ook afspraken om met
z'n tweeën of met z'n drieën op roof
tocht te gaan.
Dit keer hield een oude rover met
een houten been een lange toespraak,
waarin hij zei dat het niet zo best
ging met de roverij en dat elke rover
het volgende jaar nog meer zijn best
moest doen.
„Er is ook één man onder ons die
zijn vak niet verstaat!" riep hij boos.
„Dat is Roldo Roldini! Als iemand
huilt, geeft hij alles terug wat hij
gestolen heeft. En in de huizen waar
hij inbreekt, legt hij snoepjes voor de
kinderen neer. Dat kan zo niet langer.
We moeten Roldo Roldini verbieden
het edele roversvak nog langer uit te
oefenen!"
De andere rovers riepen allemaal dat
ze er ook zo ver dachten. Roldo Rol
dini mocht voortaan geen rover meer
zijn. Zij jaagden hem met z'n allen
het bos uit. Met grote tranen van
droefheid in z'n woeste baard holde
de arme Roldo weg.
Hij probeerde nu een ander baantje
te vinden, maar dat was niet makke
lijk. Hij werd bakkersknecht, schoor
steenveger, conducteur en kantoor
bediende, maar overal werd hij ont
slagen omdat 'hij zo onhandig was.
Roldo Roldini werd steeds armer en
treuriger.
Op zekere dag hoorde hij, dat er voor
de film een koetsier nodig was. Ha,
dat was wat voor hem! Heel vroeger,
voordat hij rover werd, was hij koet
sier geweest. Roldo werd aangenomen.
Hij kreeg een ouderwets pakje aan
en moest toen een postkoets rijden.
Op een stil weggetje werd er gefilmd.
Een groep mannen die als rovers ver
kleed waren, moesten de koets over
vallen. Maar toen ze kwamen aan
lopen, met de roverhoofdman voorop.
begon Roldo Roldini vreselijk te
lachen. „Hahaha.... moet je dat
zien....'" schaterde hij, „dat zijn
geen rovers, dat zijn papkinderen,
hahaha.
De baas van de film zei boos: „Kun
jij het soms beter, koetsier?" „Ja,
dat kan ik zeker", antwoordde Roldo.
De baas keek hem ongelovig aan.
„Laat dan maar eens zien", riep hij.
Roldo trok nu ook een roverspak
aan. Even later kwam hij met de
andere filmrovers achter zich aan op
de postkoets afrennen. Zijn baard
fladderde in de wind, zijn ogen fon
kelden woest, hij zwaaide met zijn
pistool en hij schreeuwde zo vervaar
lijk, dat de filmmannen vergaten te
filmen van schrik.
Maar de baas van de film riep blij:
„Heel goed, bravo! Zo'n goeie rover
heb ik nog nooit gezien. Jij mag
voortaan in elke roversfilm de hoofd
rol spelen!"
Roldo Roldini kreeg het nu heel druk.
Hij moest in veel films optreden.
Hij verdiende er een heleboel geld
mee en hij hoefde er nooit echt voor
te stelen. Weldra was hij heel beroemd
en hij voelde zich blij en gelukkig.
]im Keulemans
22