uit zwemmen ging. Dat betekende: Wees voorzichtig en dicht bij me blij ven! Het was voor die kleintjes een heel feest zo'n eerste zwemtocht. Nauwelijks waren zij nog maar uit hun kleine eierhuisjes gekropen of moeder nam hen al mee op stap. Oei, wat was de wereld groot! Eerst dachten zij dat alleen hun veilige nestje al de hele wereld was. Maar bij dat nestje hoorde ook de sloot en om de hoek nog een sloot. Ze konden ook uit de sloot op het land. Eerst zwommen zij maar wat achter moeder Trappelpoot aan, maar van dat zwemmen kregen zij honger. „Kom kindertjes, jullie moeten niet alleen zwemmen, maar ook eten hoor! Hé, Goudvlerk, daar drijft een mooi kroosje. Kom proef het eens, zul je zien hoe lekker dat smaakt. En jij daar Groenkopje, doe ook eens mee en jij Snavelvlek, ook eten hoor!" Het was verbazend hoe moeder Trappelpoot de namen van haar pas geboren kinderen al zo goed kende en hen al zo goed uit elkaar kon hou den, want ze leken toch allemaal precies op elkaar. Alleen het beden ken van die namen was al een heel werk geweest. Samen met vader Glim veer had moeder Trappelpoot alle eendjes die uit hun ei kwamen bekeken. Goudvlerk kreeg zijn naam omdat hij zulke mooie goudkleurige veertjes in zijn vleugeltjes had. Groenkopje kreeg zijn naam omdat hijjuist, omdat hij zo'n mooi groen kopje had. Snavelvlek had een vlekje op zijn snaveltje en Stippel- veer hadja, natuurlijk, allemaal gestippelde veertjes! Zo hadden de jonge eendjes allemaal een naam ge kregen die bij hen paste. Als vader en moeder eend gingen zwemmen, wisten zij precies welk eendje er ondeugend was, want zij keken maar even naar hun veren of snaveltje en dan wisten zij al hoe het heette. Eens, toen zij weer van een zwem- oefening in het veilige nest terugkeer den, waren zij erg geschrokken. Zij telden niet negen, maar acht kin dertjes. Snel keek moeder Trappel poot hen allemaal aan. O mijn liefje, wist raad. „Blijf jij nu maar bij de kleintjes mam, dan ga ik zoeken." Daar ging vader. Eerst door de rech te sloot, dan de tweede dwarssloot, daarna de brede greppel waar zoveel kroos in lag. Vader zocht en zocht, maar nergens zag hij zijn kleine Sna velvlek. Even bleef hij liggen denken wat hij nu toch wel moest doen. Stilluister eenswat was dat voor gepiep? Vlug zwom vader in de richting vanwaar het geluid kwam. Nee, het was niet in de sloot, vader Glimveer kwaakte eens heel hard, luisterde toen weer enja hoor, het piepen begon weer. Vader klom de sloot uit, zocht op het land naast de sloot, maar nergens kon hij de kleine wegloper vinden. O, wat moest hij toch beginnen? Wacht eenswacht eens, daar hoorde hij het piepen weer. Voorzichtig wag gelde hij naar de slootkant. Tussen de kluiten gras hoorde hij het piepen weer. Zachtjes kwaakte Glimveer te rug. Heel droevig klonk het piepen nu. Ja hoor, daar was de kleine on deugd. Hij was gevallen in een gat vlak langs de slootkant. Dat gat had een koe getrapt toen zij water wilde drinken. Het was zo diep dat onze klein Snavelvlek er niet alleen kon helemaal kopje-onder om hem weer schoon te spoelen. „Nu, zwem maar gauw achter mij aan, dan zijn wij zo thuis." Maar die kleine Snavelvlek was veel te moe om nog zo'n eind te zwemmen. Hij kon niet meer. Hij had ook zo hard gepiept en geflad derd om uit dat donkere gat te ko men! Vader zag dat hij erg moe was, keek hem eens aan en zei: „Nu, vooruit, klim maar op mijn rug, dan vaar ik je wel naar ons nest, maar stilzitten hoor!" Heel trots kwam onze wegloper bij het nest aangevaren. Moeder was erg blij dat hij weer terug was, maar een beetje boos was zij toch ook wel. Ze was boos omdat hij ongehoorzaam was geweest! Zachtjes kwaakte zij standjes tegen hem. Snavelbek stond met zijn kopje omlaag. Langzaam drupte er een grote traan uit zijn oogje, precies op het witte vlekje van zijn snavel. Toen moeder dat zag, was ze niet boos meer. Zij duw de met haar kopje de kleine Snavel vlek vlug onder haar warme vleu gels. „Hé, waar was jij", vroegen de broertjes en zusjes. „Ik was. in een. zzztzzztverder kwam de kleine baas niet, want hij was zo moe dat hij direct in slaap viel. Nadien is Snavelvlek altijd heel dicht bij de anderen gebleven en hij was nooit meer ondeugend! y.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1963 | | pagina 33