zaden zien kiemen van Cassia Multijuga, afkomstig uit het herbarium van de botanicus Adanson, zaden die 158 jaar oud waren. Deze proeven waren echter niet wetenschappelijk gefundeerd. Een andere geleerde, Maspero, vermeldde dat van de echte oude graankorrels, die hij aangetroffen had en die afkomstig waren uit de koningsgraven, er nooit één tot kiemen kon worden gebracht. Later is echter gebleken, dat de Arabische gidsen 's nachts graankorrels in de spleten deponeerden om er ver volgens de andere dag de toeristen mee te bedriegen. Dit is vooral duidelijk geworden doordat men er ook maiskorrels aantrof, die pas in Azië kunnen zijn gebracht na de ontdekkingsreis van Columbus naar Amerika, land van herkomst van de mais. De grote botanicus, A. de Candolle, die eerst be weerde dat het niet onmogelijk was, dat de in deze graven gevonden 'mummietarwe' zou kiemen, is later op deze bewering teruggekomen naar aanlei ding van een diepgaand onderzoek van E. Gain, die vaststelde dat de graankorrels onmogelijk nog kiemkrachtig konden zijn. Al deze geleerden zijn het er nu wel over eens dat deze zeer oude 'mummietarwe' haar kiemkracht verloren heeft. Wèl is het mogelijk, dat in de klimatologische omstandigheden aldaar graankorrels hun kiemkracht honderd jaar of langer zullen be houden. Vooral de grote geleerde Paul Becquerel heeft dit probleem verder onderzocht en belangrijk werk op dit gebied verricht. Nooit echter heeft De gerst, die bij de in januari jongstleden gehouden proef nog nagenoeg even kiemkrachtig bleek als 18 jaar geleden. iemand een onderzoek ingezet met gewaarmerkte gegevens en hierna de kiemkracht gedurende een lange reeks van jaren gevolgd of laten volgen. Nu wordt in genoemd hoofdstuk in het boek „La vie" verder gewezen op twee belangrijke mogelijk heden om de levenskracht te behouden, namelijk door 1° wateronttrekking, waardoor de ademhaling praktisch stopgezet wordt; 2 J door bevriezing bij zeer lage temperatuur. In beide gevallen blijven de stoffen, die de levens kracht bepalen, nagenoeg onveranderd aanwezig. De tweede methode is wel eens met succes toegepast op lagere diersoorten, maar men heeft dit experi ment natuurlijk nooit kunnen uitstrekken over 5000 jaar. De eerste methode, dus wateronttrekking, wordt op de mouterij ook ten dele toegepast op onze gerst. Hoewel we wel met zekerheid kunnen aannemen dat genoemde geruchten betreffende de 'mummietarwe' onwaar zijn, is er dus wel een argument aanwezig om te geloven, dat levende graankorrels in de kli matologische omstandigheden in Azië en Afrika veel langer hun levenskracht zullen behouden dan in de normaal bij ons geldende. De korrels zullen aldaar zeer droog en door droog zand overspoeld lange tijd gelegen hebben in een land waar het bijna nooit regent. Onze gerst van Nederlandse bodem arriveert meest al op de mouterij met een vochtgehalte van onge veer 16 Deze gerst ademt net als ieder ander levend wezen. Ze neemt zuurstof op en verbrandt Een zg. kiemtrechter, die werd gebruikt om de gerst ten behoeve van dit onderzoek tot ontkieming te brengen. 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1963 | | pagina 15