Kerstman, terwijl hij het boompje
versierde. Hij stak de kaarsjes aan,
belde en zei: „Veel succes hoor, klei
ne".
Een mevrouw met mooi grijs haar
deed open. „Nee maar, wat een
prachtig boompje!", riep ze blij. „Dat
is precies wat we nodig hebben voor
Kareltje!" Ze pakte het boompje
voorzichtig op en bracht het naar
de slaapzaal. Alle bedden waren leeg,
op één naEn daarin lag Kareltje.
Hij was die dag ziek geworden en
kon nu niet met de andere kinderen
bij de grote kerstboom zitten.
„Kijk eens wat ik hier heb, Kareltje",
zei de mevrouw. „Een boompje voor
jou alleen." Ze zette het kerstboompje
voorzichtig op een krukje naast zijn
bed. Jonge, wat was Kareltje geluk
kig. Het boompje zag dat er grote
tranen van blijdschap in Kareltjes
ogen kwamen.
Buiten was de Kerstman weer in zijn
slee gestapt. „Zo", sprak hij tevre
den, „dat is allemaal goed gelukt.
Wacht, n u moet ik nog één ding
doen.
Hij reed vlug naar het huisje waar de
kerstbomenkoopman woonde. „Als
jeblieft", zei hij, en hij gaf de verbaas
de koopman een zakje met goudstuk
ken. „Je drie laatste bomen hebben
ook nog een goed plaatsje gevonden
Ze waren van jou, dus daarom kom
ik ze even betalen."
„Maare. m-m-meneer de Kerst
man stamelde de koopman,
„d-dat is v-veel te v-v-veelZo
veel waren ze niet waard!"
De Kerstman antwoordde: „Ze wa
ren nog veel meer waard. Zóveel,
dat het niet met goud te betalen is.
Want ze hebben jonge en oude men
sen gelukkig gemaakt. Nu, ik ga ver
der, vrolijk Kerstfeest, hoor!"
Voordat de kerstbomenkoopman ant
woord kon geven, was het Kerstman
netje al in zijn slee gestapt en weg
gereden. De belletjes rinkelden vro
lijk. Het leek wel of ze ook riepen:
„Vrolijk Kerstfeest.... Vrolijk Kerst
feest...."
JIM KEULEMANS
I
I
I
41